Leugens van leerlingen - Brakel

Yasmine – slaapwandelfeestje

 

DING DONG. Yasmine loopt opgewonden naar de deur. Haar beste vriendinnen Lou en Latifah zijn aangekomen. Yasmine is alleen thuis die avond en heeft stiekem haar vriendinnen uitgenodigd, ook al mocht dat niet van haar ouders. Maar alleen is maar alleen. En daarbij, ze komen het toch nooit te weten.

Net wanneer Yasmine een zak chips in een kom heeft gedaan en een fles frisdrank wil nemen, gaat de bel opnieuw. DING DONG. Wie kan dat nog zijn?

Ze opent de deur en haar hart staat even stil.

Er staan wel vijftig kinderen voor haar deur.

‘Wat komen jullie doen?’ vraagt Yasmine.

‘Wij komen voor het feestje’, zegt een jongen vooraan. Hij wacht niet op een antwoord en duwt Yasmine opzij. Na hem volgt de rest van de bende, gewapend met chips en snoep. Yasmine herkent veel leerlingen van haar school.

‘O ja’, zegt Lou. ‘Ik had aan enkele mensen laten weten dat je een feestje gaf. Hopelijk mocht dat?’

Yasmine slikt. Wat moet ze zeggen? Ze kan toch moeilijk iedereen buitengooien?

‘Het zal wel oké zijn zeker?’

En het is dik oké. Het is het beste feest dat iemand ooit in hun leven heeft gegeven. Ze zetten muziek op en ze dansen, ze spelen spelletjes en kijken naar de televisie. Iedereen amuseert zich te pletter. Op het einde van de avond ligt Yasmine moe maar tevreden in haar zetel.

En dan kijkt ze in het rond.

Het huis is een ravage. Overal ligt rommel, de vloer is helemaal vuil en niets staat nog op zijn plaats. Ze moet alles opruimen voor…

Ze hoort een sleutel in het slot van de voordeur. Het is te laat. Ze sluit haar ogen en wacht tot mama en papa de woonkamer binnenkomen. Mama gilt en laat haar tas vallen. Papa vloekt.

‘Wat is hier gebeurd?’

Yasmine houdt haar ogen toe. Ze denkt koortsachtig na over een antwoord.

‘Yasmine?’

Ze blijft stil liggen. Kan ze iets verzinnen waardoor ze geen straf krijgt? Ze voelt mama aan haar schouder trekken. Pas nu opent ze haar ogen.

‘Mm?’

‘Alles oké?’

‘Ja.’

Yasmine rekt zich uit en kijkt om zich heen.

‘Wat is er hier gebeurd?’ vraagt ze.

‘Dat wilden we net aan jou vragen’, zegt papa.

‘Inbrekers?’ probeert Yasmine.

Papa loopt meteen door de kamer en trekt verschillende schuiven open. Daarna gaat hij de trap op en rommelt in de kasten boven. Opgelucht komt hij weer de woonkamer in.

‘Er is niets weg’, zegt hij. ‘Het moet iets anders zijn.’

Opnieuw kijken mama en papa naar Yasmine.

‘Ik denk dat ik heb geslaapwandeld’, zegt ze met een klein hartje. Zouden ze dat geloven?

Mama kijkt van Yasmine naar de woonkamer.

‘Dat is levensgevaarlijk’, zegt ze. ‘Stel je voor dat er iets was gebeurd! We moeten onmiddellijk naar het ziekenhuis.’

Voor Yasmine het beseft, zit ze in de auto naast mama. Papa is achtergebleven om alles op te ruimen. Voorlopig is ze buiten schot, maar lang zal dat niet duren. De dokter zal meteen zien dat ze niet echt aan slaapwandelen lijdt.

‘Wat herinner je je nog van vanavond?’ vraagt de dokter, wanneer ze in zijn praktijkruimte zijn. Yasmine ligt languit op een grote stoel.

‘Niet veel’, zegt Yasmine. ‘Het ene moment was ik televisie aan het kijken en het volgende waren mama en papa thuis en lag alles overhoop.’

‘Hm’, zegt de dokter en hij gaat achter zijn computer zitten. ‘Slaapwandelen komt meestal pas voor als iemand in een diepe slaap terechtgekomen is. Het lijkt me sterk dat…’

Yasmine doet of haar ogen toevallen. Ze rolt zich in een bolletje en begint een beetje te snurken.

‘Het arme kind is doodmoe’, hoort ze mama zeggen.

Ze wacht tot de dokter nog enkele dingen tegen mama fluistert. Dan komt ze met haar ogen toe overeind en begint ze door de kamer te wandelen. Ze botst tegen de kasten, tegen de stoel, tegen de kapstok. Jassen vallen op de vloer, dossiers zwiepen uit de kast. Yasmine blijft net zolang lopen tot de dokter ingrijpt.

‘Dit heb ik nog nooit gezien’, mompelt hij. ‘Zo’n lichte slaapwandelaar.’

‘Het is dus echt’, fluistert mama.

De dokter knikt.

‘U kunt haar maar beter goed in het oog houden vanaf nu!’

 

Gianni – snoep geleend

 

Gianni komt smakkend uit de winkel. Er gaat niets boven een goede draculatand. Van snoep welteverstaan.

‘Hoe kom jij daaraan?’

Juist. Gianni is met zijn mama op stap. En die kijkt nu argwanend naar zijn mond. Gianni voelt in zijn zak aan de rest van de snoep die hij heeft meegenomen. Niet betaald, meegenomen. En mama vindt snoepen al zo erg, dus snoep stelen vast nog veel erger.

‘Gekregen van een vriend.’

Mama kijkt naar de winkel.

‘En waar is die vriend dan?’

Gianni haalt zijn schouders op.

‘Nog in de winkel, denk ik.’

Mama pakt zijn pols vast en sleurt hem mee, opnieuw de winkel in. Ze kijkt tussen de rekken tot ze aan het einde van de winkel is.

‘Wel, waar is die vriend dan?’

‘Vast weer naar buiten.’

Oef, dat heeft hij mooi opgelost. Als de vriend niet te zien is, kan hij daar mooi de schuld van het snoepje op steken. Hij moet er dan wel voor zorgen dat mama de andere snoep niet ziet.

‘Bel hem dan maar even.’

Ai, daar had Gianni niet op gerekend. Aarzelend haalt hij zijn telefoon boven. Wie kan hij bellen?

‘Ik bedenk me net dat zijn ouders zijn telefoon hebben afgepakt.’

‘Bel dan zijn ouders.’

‘Ik heb hun nummer ni…’ begint Gianni. Maar dan bedenkt hij zich.

Hij kent zijn mama goed genoeg. Ze gaat niet opgeven tot ze iemand aan de lijn krijgt. En dan zal zijn leugen uitkomen. Hij kan er beter voor zorgen dat hij zelf het gesprek stuurt.

‘Ik zoek het even op’, zegt hij.

Hij schermt zijn telefoon af en stuurt stiekem een bericht naar Wally. Bij de Little Liars Club hebben ze vast wel een liegleraar in de buurt die een mama of papa kan spelen.

Niet veel later krijgt hij een bericht terug met daarin een telefoonnummer.

‘Hebbes!’ zegt hij en hij toont zijn toestel aan mama.

Die grist de telefoon uit zijn handen en drukt op het nummer.

‘Ik bel wel’, snauwt ze. ‘Ik vertrouw je voor geen haar.’

Aan de andere kant van de lijn wordt opgenomen.

‘Ja, het is hier de mama van Gianni. Ik sta hier voor de winkel en… O, waren jullie daar ook daarnet? Dan heb ik jullie net gemist.’

Gianni balt zijn vuist. Het lijkt te lukken.

‘Heeft jullie zoon een snoepje aan Gianni gegeven? Ja? Dat is heel lief, hoor, al zou ik nog het liefst hebben dat Gianni wat minder snoept. Hij doet het al meer dan genoeg. Wat zegt u? Dat snoepjes maar niet zo lekker moesten zijn?’

Gianni sluit even zijn ogen. Mama heeft vast Moppie aan de lijn en die begint nu flauwe dingen te vertellen. Ze kunnen best het gesprek afsluiten. Gianni wijst naar een bushalte in de buurt.

‘Mama, de bus komt eraan!’

Mama kijkt op en knikt.

‘Excuseer, ik moet gaan nu. Bedankt voor de informatie! Of ik nog een mopje wil horen? Nee, daar heb ik echt geen tijd voor.’

Mama haakt in en geeft de telefoon terug aan Gianni.

‘Vooruit, het is goed voor een keer. Maar volgende keer zeg je maar tegen die vriend dat je geen snoep eet.’

‘Dat zal ik doen, mama’, zegt Gianni.

Hij meent het echt. Misschien moet hij maar wat minder snoepen, dan hoeft hij ook niets te stelen. Benieuwd hoe lang hij dat kan volhouden.

 

Evan – Kleurrijke vissen

 

‘Evan!’

Zijn zus gilt heel hard. Dat doet ze wel vaker, maar nu is ze echt door het hele huis te horen. Hij rent naar boven, naar haar kamer. Zus staat te wijzen naar het aquarium op haar kast.

‘Wat is dat?’

‘Dat is een aquarium.’

Zus draait haar hoofd naar hem toe. Er komen bliksems uit haar ogen.

‘Ik bedoel: wat is dat met die vissen?’

Evan haalt zijn schouders op.

‘Ik weet het, ik had ook liever een kat gehad, of een slang. Aan vissen heb je echt niets.’

Zus grijpt hem bij zijn nekvel en drukt hem tegen het glas van het aquarium.

‘Kijk dan!’

Nu pas ziet Evan wat ze bedoelt: de vissen drijven allemaal bovenaan het water. Dat is meestal geen goed teken. Hij kijkt wat beter. Er zit weinig leven in en hij weet hoe dat komt. Evan had aan zijn zus beloofd dat hij ze een hele week eten zou geven, terwijl zij op kamp was.

En dat heeft hij niet gedaan.

‘Ik denk… dat ze gewoon slapen.’

Zus drukt haar oog tegen het aquarium.

‘Ben je zeker?’

‘Natuurlijk. Ze deden deze week vaak zo. Die worden wel weer wakker.’

Evan laat zijn zus twijfelend achter bij het aquarium. Hij weet dat de vissen niet meer wakker zullen worden en dat hij daar iets aan moet doen. Hij neemt zijn portefeuille en haast zich naar de dierenwinkel.

‘Ik zou graag vijf vissen kopen’, zegt hij.

De vrouw achter de toonbank knikt.

‘Welke had je graag gehad?’

Ze wijst naar een reusachtig aquarium achter de toonbank. Daarin zwemmen vissen in allerlei kleuren en formaten. Hij wist niet eens dat er zoveel soorten waren. Hoe zien die van zijn zus er ook alweer uit?

‘Kleine vissen’, zegt hij.

De vrouw kijkt hem aan, maar doet niets.

‘Je zal iets specifieker moeten zijn.’

Evan stapt naar voren en bestudeert de vissen. Hij heeft geen idee welke hij moet kiezen. Dan maar op goed geluk.

‘Die!’ wijst hij aan. ‘En die ook. En die rode.’

De vrouw probeert zijn vinger te volgen en haalt de vissen met een schepnet uit het grote aquarium. Tevreden gaat Evan met een kleine bokaal naar huis.

Hij sluipt naar de kamer van zijn zus en haalt de dode vissen uit het aquarium. Daarna giet hij de bokaal van de winkel erin leeg. Het is een beetje te veel water en het klotst over de rand. Oeps.

‘Wat ben je aan het doen?’

Zijn zus staat plots in de kamer. Evan verbergt de bokaal en de dode vissen achter zijn rug.

‘Naar je vissen aan het kijken. Wat zijn ze mooi.’

‘Zijn ze wakker?’ vraagt zus opgetogen.

Evan knikt. ‘Ze maken zoveel plezier dat het water eruit spat!’

Maar dan verandert de blik van zijn zus.

‘Dat zijn mijn vissen niet! Ze hebben allemaal andere kleuren.’

Evan vloekt binnensmonds. Hij was ervan overtuigd dat hij de juiste keuzes had gemaakt. Hij denkt snel na.

‘Ik heb ze een nieuw kleurtje gegeven.’

‘Wat?’

‘Met verf.’

De ogen van zijn zus worden groot.

‘Je hebt ze geverfd? Straks zit heel mijn aquarium vol verf.’

Evan legt zijn hand op haar schouder.

‘Maak je geen zorgen. Het is speciale vissenverf uit de dierenwinkel. Die beschermt hun huid!’

Zijn zus kalmeert. Ze kijkt liefdevol naar haar vissen.

‘Ze zijn wel erg mooi, dat is waar. Heb je ze al eten gegeven?’

Evan schudt zijn hoofd.

‘Nee, doe jij dat maar. Stel je voor dat ik het eens zou vergeten!’