Leugens van leerlingen - Herentals 2021

Yoni en Flyn: Circus Keutelino

 

‘Als je dieren wilt, moet je er ook voor zorgen.’

Yoni hoort het haar mama nog zo zeggen. Maar zij wilde enkel een konijn, en daar moet je nauwelijks iets voor doen. Af en toe wat eten geven natuurlijk en aaien als ze op je schoot zit, maar dat is het dan.

‘Heb jij het hok van Pluisje al schoongemaakt?’ vraagt haar broer Flyn, terwijl ze samen naar het scherm kijken waarop ze aan het gamen zijn.

Juist. Papa vindt dat ze ook het hok moeten schoonmaken, maar voor Yoni is dat werk voor grote mensen.

‘Nee. Heb jij Klaver al uitgelaten?’

Klaver is hun hond. En die zit meer in het takenpakket van Flyn. Maar ook hij is meer van het principe dat ouders het vuile werk moeten doen, en kinderen alleen de knuffels mogen geven.

‘Nee. Hij kan het wel even inhouden.’

Ze gamen geconcentreerd verder en nemen pas een pauze na een uur. Even iets drinken en dan verder doen. Ze lopen samen naar beneden. Wanneer Yoni de deur van de woonkamer opendoet, klapt ze die onmiddellijk weer dicht. Ze verstijft helemaal.

‘Wat is er?’ vraagt Flyn.

Yoni zegt niets. Ze wijst alleen naar de deur van de woonkamer. Flyn doet ze voorzichtig open.

‘Wat. Is. Dat?’

Het lijkt wel of de woonkamer een groot dierenhok is geworden. Overal liggen konijnenkeutels en restjes stro, er staan afdrukken van tanden in de poten van stoelen en afdrukken van nagels in de houten vloer. In het midden van het tapijt ligt er zelfs een grote hondendrol.

‘Ik had Pluisje wel al vrijgelaten’, mompelt Yoni. ‘Maar het hok…’

‘En Klaver moest toch dringender dan ik dacht’, voegt Flyn eraan toe.

Een luide gil verstoort hun onderonsje. Achter hen is mama binnengekomen en bij het zien van de ravage begint ze snel te ademen. Haar gezicht ziet helemaal rood. Yoni en Flyn wisselen snel een blik. Als ze niet opletten moeten ze alles opruimen én krijgen ze nog een flinke straf erbovenop.

‘Hij is net weggelopen!’ roept Flyn plots.

Yoni begrijpt niet wat hij bedoelt, maar ze zegt niets. Flyn heeft meestal wel een plan.

‘Wie?’ vraagt mama.

‘Die hond van die meneer. Ik deed de deur open en die hond sprong binnen. Hij heeft alles overhoop gehaald en bijna Pluisje opgegeten. Het arme beest is uit schrik de hele woonkamer doorgerend.’

Mama kijk bedenkelijk. Ze is nog niet helemaal mee met het verhaal.

‘Welke meneer was dat dan?’

Yoni besluit dat het moment is gekomen om Flyn te helpen.

‘Hij had een baard’, zegt ze. ‘En een rode broek en hij stond vol tatoeages. En…’

‘Wacht even’, gebaart mama.

Ze neemt haar telefoon en drukt enkele toetsen in. Niet veel later begint ze te babbelen.

‘Ja, politie? Een man met een hond heeft heel ons huis overhoop gehaald. Hij had een baard, een rode broek en tatoeages. Wat? Of er nog iets kenmerkends was?’

Mama kijk vragend naar Yoni en Flyn. Flyn springt naar voren.

‘Hij had ook een groene snor!’

Yoni kijkt vragend naar haar broer. Een groene snor? Waar haalt hij dat nu weer vandaan? Maar mama papegaait het ondertussen al na in haar telefoon.

‘En een groene snor.’

Ook al staat de telefoon niet op luidspreker, toch hoort Yoni de politieagente luid lachen. Niet veel later legt mama in.

‘Ze zeggen dat er dan vast een clown is gepasseerd’, zucht ze.

Op dat moment krijgt Yoni een idee. Ze loopt naar haar kamer en haalt een briefje uit haar boekentas. Beneden overhandigt ze het aan mama.

‘Circus Benito is in de stad!’ zegt ze, terwijl ze naar de flyer van het circus wijst. ‘Daar kwam de man vast vandaan.’

Mama kijkt wantrouwig van Yoni naar Flyn en allebei kijken ze zo onschuldig mogelijk terug. Daarna neemt mama haar handtas en gewapend met de flyer loopt ze naar de auto, vastberaden om de clown te vinden die hun huis overhoop heeft gehaald. Yoni zucht diep.

‘We zullen maar beginnen op te ruimen, zeker?’

Flyn knikt.

‘We zullen wel moeten. Want die onzichtbare clown zal het niet doen.’

‘Anders moeten we mama vragen om een goochelaar mee te brengen’, lacht Yoni, terwijl ze op zoek gaat naar stoffer en blik.

‘Waarom?’

‘Die kan alles misschien zo doen verdwijnen!’

 

Zoë – De generatiefuif

 

‘Ik zie jullie morgenvroeg!’ roept Zoë nog snel vanuit de deuropening.

‘Veel plezier!’ roept mama terug.

Zoë twijfelt even. Is dit een test? Of is het gewoon wat mama altijd roept? Toch maar even reageren.

‘Plezier?’ vraagt ze verontwaardigd. ‘We gaan wel studeren, hè.’

‘Natuurlijk’, knipoogt mama, terwijl ze de hal binnenstapt. Ze heeft een lange rode jurk aan en felle oorbellen. ‘Maar er zal toch ook een beetje tijd zijn voor ontspanning?’

‘Misschien een klein beetje’, glimlacht Zoë. ‘Maar alleen als we klaar zijn. En wat gaan jullie doen?’

‘Wij gaan nog eens uit’, antwoordt mama. ‘Samen met mijn vriendinnen!’

Zoë gooit haar boekentas op haar rug en vertrekt met haar fiets naar Rohan. Daar hebben verschillende jongens en meisjes van haar klas zich verzameld. Niet om samen te studeren, zoals ze aan haar ouders heeft verteld, wel om naar een fuif in de buurt te gaan. Zoë kijkt er al weken naar uit, eindelijk een echte fuif. Haar ouders vinden haar nog te jong, maar ze is er helemaal klaar voor.

Vanuit de verte horen ze de beats al uit de tent komen. Zoë voelt haar hart kloppen tot in haar keel. Ze wil het uitschreeuwen, haar benen en armen alle kanten uitzwieren. Maar wanneer ze de tent betreedt, verdwijnt het opgewonden gevoel meteen.

Mama is er ook.

Zoë gaat onmiddellijk met haar rug naar haar mama staan. Ze gluurt onder haar schouder door naar de vriendinnen die uitgelaten staan te giechelen, een glas in hun ene hand, een kleine handtas in de andere.

Meent mama dat nu? Kon ze echt geen andere plek kiezen dan deze fuif? Dit is toch helemaal niets voor oude mensen? Pardon, volwassenen, mama houdt niet van het begrip ‘oude mensen’. En het is niet zozeer dat Zoë zich schaamt voor haar mama, ten opzichte van andere mama’s heeft de hare een hoge coolheidsfactor. Het is vooral lastig dat Zoë hier helemaal niet hoort te zijn.

‘Kom, we zijn weg’, mompelt ze tegen een vriendin.

‘Wat? Nu al? We zijn er net.’

Niemand maakt aanstalten om mee met haar te vertrekken. Logisch, ook de anderen hebben hier lang naar uitgekeken. Zoë twijfelt. Moet ze dan maar alleen vertrekken? Nee. Ze moet iets bedenken. Ze loopt naar buiten en duikt de toiletten in.

Ze knoopt haar lange haren bij elkaar en probeert ze achteraan in haar jurk te stoppen. Veel helpt het niet, ze ziet er nog steeds zoals Zoë uit. Dit lukt nooit.

‘Hier.’

De hand van Rohan verschijnt in de deuropening. Hij heeft een pet en een bril vast. Geniaal! Zoë zet de pet op en laat de bril op haar neus vallen. Ze ziet een beetje wazig, maar net genoeg om te kunnen stappen.

‘Zie jij dan nog iets?’ vraagt ze aan Rohan.

Die haalt zijn schouders op. ‘Net genoeg.’

Hij trekt zijn hoodie uit en overhandigt die ook aan Zoë. Ze neemt hem dankbaar aan. Zo ziet ze er helemaal anders uit. Het feest kan beginnen!

In de tent zorgt ze ervoor dat ze op een afstand van haar mama blijft. Ze staat in een cirkel met haar vrienden en danst hevig mee met de muziek. Het wordt een superleuke avond. Tot ze plots een vertrouwde stem hoort.

‘Jullie hebben wel veel plezier, hè!’

Achter haar staat mama. Zoë durft zich nauwelijks om te draaien. Heeft mama haar herkend? Ze knikt schuchter.

‘Jullie lijken nog jong, maar jullie kunnen er al wel wat van!’

Mama staat tussen de groep vriendinnen en Zoë. Ze stopt geen moment met dansen. En dan beseft Zoë dat ze helemaal niet betrapt is. Mama komt gewoon een praatje maken met de jeugd. Zo voelt ze zichzelf ook weer wat jonger. Maar kon ze geen andere gesprekspartner uitkiezen?

‘Ja’, zegt ze met een zware stem. ‘We dansen heel graag.’

‘Gaan jullie vaak naar fuiven?’

‘Nee. Het is de eerste keer.’

Dat had ze beter niet gezegd. Straks ontdekt mama wie ze is. Maar aan de andere kant: als ze zou zeggen dat ze vaak naar fuiven gaat, en mama ontdekt daarna wie ze is, dan denkt ze vast dat ze elke week uitgaat. Zoë schudt haar hoofd. Dit loopt vast niet goed af.

‘En het zal niet de laatste keer zijn’, lacht mama. Ze heft haar glas de lucht in en danst dan verder met haar vriendinnen. Voorlopig is Zoë gered, maar lang kan dat echt niet meer duren.

Wanneer ze om middernacht naar hun fietsen lopen, is Zoë blij dat ze naar huis kan. Het is natuurlijk jammer dat de fuif voorbij is, maar met mama in de zaal was er toch net iets te veel stress.

‘Zal ik jullie even naar huis brengen?’

Mama staat naast het fietsenrek, met haar autosleutels in haar handen.

‘Hoeft niet, hoor’, zegt Rohan onmiddellijk.

‘Jawel’, zegt mama. ‘Het is donker en laat. Mochten jullie mijn kinderen zijn, ik zou blij zijn als iemand jullie een lift gaf. Vooruit, naar de auto.’

Zoë schudt haar hoofd. Mama moest eens weten. Met tegenzin stapt ze in, terwijl mama hun fietsen in de koffer legt.

‘Waar woon je?’ vraagt mama, terwijl ze achter het stuur kruipt. Zoë opent haar mond, maar Rohan is haar nog net voor. Gelukkig, ze had bijna har eigen adres gezegd.

‘Wij wonen in Sterrebos’, zegt Rohan snel.

Mama stuurt de auto door de donkere straten en zet hen af bij het huis van Rohan. Pas wanneer Zoë de deur achter zich sluit, haalt ze opgelucht adem. Ze wist niet dat fuiven zo spannend konden zijn.

En ze is vooral heel benieuwd wat mama de volgende dag over haar avondje uit te vertellen zal hebben!