Leugens van leerlingen - Staden

 

Julian – gratis vliegen

 

Julian kijkt nog eens naar de postkaart in zijn hand: er staat een strand in Costa Rica op. Daar wil hij naartoe!

Er is alleen een klein probleem. Of beter: enkele kleine problemen:

 

Hij heeft geen ticket.

Hij heeft geen geld om een ticket te kopen.

En als hij geld had om een ticket te kopen, dan zou zijn papa hem nooit laten gaan.

 

Maar dat mag hem niet tegenhouden. Julian trekt met zijn volle koffer naar de luchthaven en zoekt de balie op waar de passagiers voor Costa Rica moeten inchecken. Aan het einde van de rij wacht hij, zijn smartphone in de aanslag. Een jong koppel komt voor hem staan.

‘Ticketcontrole’, zegt Julian vastberaden. ‘Hebben jullie wel een geldig bewijs?’

De man en de vrouw kijken hem wantrouwig aan. Maar dan halen ze toch hun ticket uit hun zak. Julian houdt zijn telefoon er boven en neemt stiekem een foto van het ticket.

‘Dank u! Dat is in orde. Jullie mogen verder gaan.’

Hij wacht geduldig tot het koppel zijn bagage heeft afgegeven en zich naar de gates begeeft. Daarna gaat Julian zelf in de rij staan. Bij de balie buigt een dame zich over haar desk om hem goed te kunnen zien.

‘Kan ik u helpen?’

Julian tikt op zijn koffer.

‘Ik zou graag inchecken.’

‘Alleen?’

‘Mijn familie is al verder.’

Julian glimlacht zo lief mogelijk. De dame twijfelt.

‘Oké, mag ik uw ticket dan zien?’

‘Geen probleem, dat staat op mijn telefoon.’

Julian toont de foto van het ticket. De vrouw scant het en kijkt op haar computer.

‘Dit ticket is al gebruikt, meneer.’

Julian probeert zijn gezicht in de plooi te houden.

‘Dat zal mijn papa zijn geweest. We staan op hetzelfde ticket.’

‘Dat is alleen bij kinderen onder de twee jaar, meneer’, zegt de dame kalm. ‘Ik vermoed dat u al iets ouder bent?’

Verdorie, het werkt niet. Maar Julian geeft geen krimp.

‘Vreemd, dan is er iets mis gegaan bij de verdeling van de tickets. Ik ga even naar mijn ouders bellen.’

Hij rept zich weg van de balie en gaat op zijn koffer zitten. Hij moet een nieuw plan bedenken. Hij kan geld stelen en een echt ticket kopen? Hm, zo is hij niet opgevoed. En dat is wel heel veel geld om te stelen. Hij kan iemand neerslaan en diens kleren aandoen? Hm, zo is hij ook niet opgevoed. En hij is ook niet de sterkste ter wereld.

‘Wat is er jongen, je kijkt zo verdrietig?’

Een man met een badge van de luchthaven op zijn jasje buigt zich over hem. Triest zijn, dat is misschien een idee!

‘Ik ben mijn ouders kwijt’, snikt Julian. ‘Ze zijn al naar de gates. En ik heb mijn ticket niet bij me.’

‘Dat los ik wel voor je op’, zegt de man.

Julian kijkt hoopvol op. Zou het zo gemakkelijk gaan?

‘Hoe heet je?’

‘Julian.’

De man loopt naar een van de balies in de buurt en neemt een microfoon.

‘Julian is zijn ouders kwijt. Gelieve u zo snel mogelijk tot iemand van het personeel te wenden.’

Hij herhaalt de oproep enkele keren, en zijn boodschap schalt door de hele luchthaven. Maar Julian weet dat het niet zal werken. Zijn ouders zullen niet komen, die zitten lekker thuis.

Julian kijkt naar zijn koffer. Misschien…

Hij neemt een papiertje en schrijft daar in het groot ‘Costa Rica’ op. Dat hangt hij aan het handvat van de koffer. Wanneer niemand kijkt, opent hij de koffer en gooit zijn kleren eruit. Ach, in Costa Rica is het altijd warm, veel heeft hij er niet nodig.

Hij kijkt nog een keer om zich heen en duikt dan in zijn eigen koffer. Zo, nu hoeft hij alleen nog maar te wachten.

Het werkt, hij voelt hoe hij wordt opgetild en op een band gezet. Costa Rica, here I come! Het wachten duurt uren, het vliegtuig vliegt wel heel zacht. Moet er normaal niet meer lawaai van de motoren zijn?

En dan hoort Julian gestommel. Hij wordt nog een keer ergens naartoe geduwd, ze zijn er. Hij voelt dat het er warmer is, over een uurtje zit hij vast en zeker op het strand.

Hij trekt aan de rits van de koffer, die hij op voorhand al naar binnen had getrokken. Hij gluurt naar buiten. Het is er donker, dat is vast door het tijdsverschil. Hij klimt uit de koffer en rekt zich uit. Benieuwd waar hij is terechtgekomen. Langzaam wennen zijn ogen aan het donker. Hij zit in een kot met allemaal koffers. Hij zoekt de deur, trekt aan de klink en gluurt naar buiten. Hij is op een luchthaven en die lijkt hard op die van Zaventem. Maar lijken alle luchthavens niet op elkaar? Snel glipt hij door de deur. Nu nog de uitgang zoeken en dan naar het strand.

Op dat moment tikt een hand op zijn schouder. Wanneer Julian omkijkt, beseft hij dat zijn hele plan danig is mislukt. Misschien had hij toch maar beter de Little Liars Club gebeld.

De man met de badge van de luchthaven kijkt hem verbaasd aan.

‘Julian. Heb jij nog altijd je ouders niet gevonden?’

 

 

Emin – gsm in brand

 

Emin moet lachen als hij naar het filmpje op zijn telefoon kijkt. Iemand die met zijn fiets over een hoge schans wil springen, maar er hulpeloos weer af dondert. Altijd grappig.

‘Emin!’

De stem van papa klinkt paniekerig. Snel stopt Emin zijn telefoon weg. Hij mag die voor het slapengaan immers niet mee naar zijn kamer nemen.

Papa beukt zijn deur bijna in, Emin sluit snel zijn ogen.

‘Waar is je telefoon?’

Emin doet alsof hij wakker schrikt.

‘Ik weet het niet. Beneden, zeker?’

‘Daar ligt hij niet.’

Emin voelt aan de telefoon onder zijn deken. Hij is niet van plan de waarheid te vertellen. Papa ziet er veel te zenuwachtig uit.

‘Misschien in mijn jas?’

‘Ik heb overal gezocht’, zegt papa. ‘Ik heb hem nu nodig, want mijn batterij is leeg.’

Emin kan niet volgen. Papa kan zijn telefoon toch gewoon opladen?

‘Gebruik die van mama dan?’

‘Gaat niet. Die zit mee in de brand.’

Emin springt zijn bed uit.

‘Brand?’

‘In de keuken.’

Papa zegt niets meer en holt naar beneden. Emin volgt hem meteen. Wanneer hij beneden komt, prikt de rook in zijn gezicht. Mama komt kuchend naar de gang gelopen.

‘Ik zie hem nergens’, zegt ze.

Ze zijn op zoek naar de telefoon van Emin om de brandweer te bellen, beseft hij nu. Maar als hij hem nu zomaar geeft, weten ze dat hij heeft gelogen. Daar heeft hij niet veel zin in, brand of niet.

‘Misschien ligt hij in het vuur?’ oppert Emin.

Mama schudt onmiddellijk haar hoofd.

‘Ik heb gekeken, maar ik zie hem niet. Hij ligt toch niet op je kamer?’

Even twijfelt Emin. Als hij nu alles opbiecht, zijn ze zo blij dat er een telefoon is dat ze het hem niet kwalijk zullen nemen. Of wel?

‘Natuurlijk niet’, zegt hij. ‘Dat mag ik toch niet?’

Emin moet de aandacht afleiden

‘Zouden we niet beter de brand blussen?’

Dat is het signaal voor zijn ouders om opnieuw te reageren. Ze hollen naar de tuin en sluiten de tuinslang aan. Emin helpt mee. En wanneer zijn ouders even niet kijken, werpt hij zijn telefoon zover hij kan de tuin in. Hij kan zeggen dat hij uit zijn broek was gevallen tijdens het spelen.

Maar dan hoort hij een zachte plons. Aan het einde van de tuin is een kleine vijver. O o. Emin heeft de telefoon in het water gegooid.

Hij krijgt niet de tijd om eraan te denken, hij moet zijn ouders helpen bij het blussen. Langzaam krijgen ze het vuur onder controle. De keuken is helemaal zwartgeblakerd.

Terwijl mama en papa de schade gaan opmeten, sluipt Emin naar de vijver in de tuin. Hij voelt met zijn hand in het water. Hebbes, een doorweekte telefoon komt naar boven. Triest loopt hij ermee naar de keuken. Hij krijgt het ding niet meer aan de praat.

‘Arme jongen’, zegt mama plots. ‘Lag je telefoon toch in de keuken?’

Emin kijkt verbaasd op. Waarom zegt ze dat? Omdat de telefoon nat is? Hij knikt.

‘Niet in de brand blijkbaar, maar we hebben hem wel helemaal nat gespoten.’

‘Leg hem in rijst’, zegt papa. ‘Misschien redt hij het wel.’

Mama aait hem over zijn hoofd.

‘En anders krijg je van ons een nieuwe’, zegt ze. ‘Omdat je zo dapper was.’

Emin bloost en glundert tegelijk.

‘Ja, hoor. Heel dapper.’

 

Margaux – TV ontploft

 

Margaux ligt languit in de zetel en geeuwt. De hoeveelste aflevering is dit al? De negende of de tiende? Ze is de tel kwijt geraakt. Het zijn er in elk geval ontelbaar veel meer dan de ene die mama en papa hadden toegelaten. Maar de serie is zo spannend, ze kan niet stoppen met kijken.

Ze komt overeind wanneer ze een zacht gesis hoort. Waar komt dat vandaan? Het beeld op de televisie begint te beven. Margaux springt van de zetel en gaat wat dichter bij het scherm staan. Ze ruikt iets verbrands.

En dan valt het beeld weg.

Het televisiescherm wordt plakkerig, het begint te smelten. Wat? Heeft ze zo lang gekeken?

In de verte hoort ze een auto op de oprit rijden. Haar ouders zijn thuis, net op het moment dat de televisie begint te smelten. Hoe moet ze dat uitleggen?

Ze huppelt heen en weer tussen de televisie en de zetel, maar ze kan niets bedenken. Ze is er gloeiend bij.

‘Wat ruik ik hier?’ hoort ze de stem van mama.

De deur vliegt open en haar ouders stormen de kamer in.

‘Alles oké?’ vraagt papa.

Margaux knikt. Voorlopig hebben ze nog medelijden, dat is goed.

‘Ik was mijn huiswerk aan het maken en ineens hoorde ik een raar geluid. Er is iets met de televisie!’

Papa bestudeert het smeltende toestel. En dan draait hij met een ruk zijn hoofd naar Margaux.

‘Hoe lang heb jij gekeken?’

Margaux weet dat ze aan het blozen is. Dat kan ze nooit verbergen.

‘Eén aflevering. Zoals jullie hadden gezegd.’

‘Van één aflevering gaat de televisie niet smelten.’

‘Misschien heeft zus nog wat gekeken?’

‘Die is bij een vriendin.’

‘O.’

Margaux denkt na. Alles wijst in haar richting, ze kan maar beter opbiechten. Of kan ze de aandacht toch nog afleiden?

‘Er is vast een zekering gesprongen in de elektriciteitskast.’

Dat lijkt een logisch antwoord voor papa. Hij loopt meteen naar de kelder om alles te controleren, maar hij komt al snel hoofdschuddend terug.

‘Daar is niets te zien.’

‘Zeker?’ vraagt Margaux.

Voor papa kan antwoorden loopt ze zelf naar de kelder. Ze opent de elektriciteitskast, maar ze heeft geen idee waar ze moet kijken. Bij de verschillende schakelaars staat geschreven welke toestellen erop aangesloten zijn. Ze zoekt de zekering van de televisie en zet die enkele keren omhoog en omlaag.

BANG!

Een luide knal klinkt boven haar hoofd. Dat belooft niet veel goeds. Ze haast zich weer naar boven.

De hele woonkamer is zwart, net als mama en papa. En de televisie heeft nu een groot gat in het midden.

‘Wat is er gebeurd?’ vraagt ze zo onschuldig mogelijk.

‘De televisie is net ontploft’, mompelt mama.

Dat brengt Margaux op een idee.

‘Ai, ik heb daarstraks wel een beetje water gemorst. Dat is vast ook op de televisie gevallen.’

Mama kijkt haar niet aan, maar staart nog altijd verdwaasd naar het televisiescherm.

‘En waarom liep je met water rond?’

Margaux kijkt naar de grond.

‘Omdat ik alle planten water heb gegeven. Ik wilde jullie verrassen.’

Mama knielt en neemt Margaux in haar armen. Kleine stukjes roet vallen van haar haren. Margaux kan een glimlach nauwelijks verbergen.

‘Dat is heel lief, lieverd. Dat is heel erg lief.’

 

Jendro – Broer ziek

 

Jendro legt nog een blok bij op zijn reuzetoren. Die is gemaakt van alles wat hij in zijn kamer kon vinden: dozen van gezelschapsspelen, blokken, knuffels, kleren, boeken en schriften van school. Hij is bijna tot aan het plafond geraakt. Nog één pen erop leggen en het is gelukt.

Tegen mama had hij gezegd dat hij nog wat ging lezen op zijn kamer. Maar hij heeft nog geen boek aangeraakt, hij vindt spelen nog net iets leuker. Nu nog die pen… Bijna… Zijn tong komt uit zijn mond, hij verkeert in opperste concentratie.

‘Jendro!’

Jendro schrikt en helt naar voren. Zijn neus raakt de toren en die dondert naar beneden. Zijn vloer is helemaal bezaaid met zijn rommel. Dit gaat mama niet leuk vinden. Ze stormt zijn kamer binnen en glijdt even uit over zijn schrift van wiskunde. Jendro neemt snel een boek van de grond en doet alsof hij erin aan het lezen is.

‘Jendro, ik… Wat is dat allemaal?’

Jendro haalt zijn schouders op.

‘Dat lag hier zo toen ik binnenkwam.’

Mama kijkt verbaasd door de kamer, maar schudt dan haar hoofd en kijkt Jendro indringend aan.

‘Ik heb je hulp nodig.’

‘Waarmee?’

‘Arne is ziek. Heel ziek.’

Ze neemt Jendro bij de arm en sleurt hem mee naar beneden, naar de woonkamer. Daar ligt zijn broer Arne als een zielig hoopje op de zetel. Zijn wangen gloeien en hij heeft een gepijnigde blik op zijn gezicht.

‘Het is vast Corona’, zegt mama. ‘Wat moeten we doen?’

‘Weet ik veel!’

‘Jij was toch een boek over zieke mensen aan het lezen?’

‘Dat ging over de pest in de middeleeuwen’, zegt Jendro. ‘Dat ging er net iets anders aan toe.’

De dag ervoor had hij wel stiekem zijn telefoon mee naar zijn kamer genomen en van alles gelezen over het Coronavirus. Maar dat durft hij niet te zeggen, want dat mag mama niet weten. Eigenlijk is het niet zo moeilijk: gewoon rustig blijven en kijken wat de symptomen zijn.

‘Ik bel het ziekenhuis!’ roept mama.

Gewoon rustig blijven is aan haar niet besteed.

‘Wacht nog even’, zegt Jendro snel.

Hij gaat bij zijn broer zitten en fluistert in zijn oor.

‘Wat heb je?’

‘Buikpijn’, antwoordt Arne.

Jendro heeft genoeg gelezen om te weten dat dat niet een van de symptomen is van het Coronavirus.

‘Heb je weer te veel draculatanden gesnoept?’

Arne kijkt even op, om te zien of mama meeluistert. En dan knikt hij bijna ongemerkt. Jendro moet moeite doen om zijn lach in te houden. Eerst was hij zelf bezorgd dat mama zijn leugentje zou ontdekken, en nu zit zijn broer met hetzelfde probleem.

‘Geen paniek, ik help je wel.’

Hij pakt zijn telefoon van de tafel en stuurt een bericht naar Wally.

 

Zieke broer. Buikpijn. Veel snoep. Medicijn nodig.

 

Niet veel later ontvangt hij een oproep voor een videogesprek. Wally. Onmiddellijk loopt Jendro naar mama.

‘Ik heb een dokter aan de lijn!’

Mama kijkt opgelucht. Vol verwachting richt ze haar blik op het scherm. Wally verschijnt in beeld, in een lange witte jas, net een echte dokter.

‘Kan u even beschrijven wat de symptomen zijn?’

Mama kijkt naar Arne en somt op wat hij allemaal heeft. Wally knikt bedachtzaam.

‘Dat is duidelijk. Een geval van buikfibrulatie. Niets om je zorgen over te maken!’

‘Buikfibrulatie?’ vraagt mama. ‘En wat moeten we dan doen?’

Wally glimlacht minzaam.

‘Vooral niet te veel, mevrouw. Gewoon even thuishouden. Niet te veel laten buitenkomen.’

Mama knikt en schrijft alles op.

‘Dank u, dokter. Is dat alles?’

Wally schudt ernstig zijn hoofd.

‘Nee, ik vergeet nog het belangrijkste.’

Jendro proest het bijna uit. Wally kan zich zo serieus houden.

‘En dat is?’

‘Snoep eten. Heel veel snoep eten. En dat geldt ook voor de andere leden van het gezin!’