Westmalle

Daar gaat de telefoon

 

Mathis kijkt verlangend naar de telefoon van mama die op de tafel ligt. Zou hij…? Nee, mama had gezegd dat hij er niet aan mocht komen. Maar mama is gaan joggen. Dus heeft Mathis echt wel tijd voor een spelletje. Eentje maar. Dat kan toch geen kwaad?

Mathis neemt de telefoon en begint te spelen. Wanneer de deur hard dichtklapt springt hij overeind. En hij laat de telefoon uit zijn handen glippen.

Pats.

Hij durft haast niet te kijken wanneer hij hem opraapt. Scherm gebarsten, verdorie. Mathis legt de telefoon snel op de tafel en laat zich in de zetel ploffen. Net voor mama binnenkomt. Het duurt niet lang of ze grijpt naar haar telefoon.

‘Wat is er hier mee gebeurd?’

Mama kijkt beschuldigend naar Mathis. Wat moet hij doen? Ontkennen? Dat gaat ze niet geloven. Iets verzinnen dan maar.

‘De hond heeft hem van tafel gekwakt.’

Mama zucht luid.

‘Dat beest is onverbeterlijk.’

Maar dan kijkt ze in het rond.

‘Papa is toch gaan wandelen met de hond? Dan kan de hond het toch niet hebben gedaan?’

Ai, dat was Mathis even vergeten. Daar gaat zijn leugen.

‘Ik bedoel de hond van de buurman. Die kwam hier zo binnengesprongen.’

‘Fientje? Het hondje met drie poten? Die geraakt toch niet op de tafel?’

Dit loopt niet goed. Had hij niet beter meteen de waarheid verteld? Maar nu kan hij niet meer terug.

‘Fientje heeft een robotpootje nu. Je zou eens moeten zien hoe hoog die kan springen.’

Mama kijkt hem een tijdje aan. Dan schudt ze haar hoofd.

‘Wie had dat gedacht van Fientje? Hé, daar is de buurman. Ik zal hem ineens vragen hoe het zit. Hij moet Fientje dan wel in toom houden met die robotpoot.’

Mathis schrikt. Als mama met de buurman praat, komt alles uit. Hij moet mama tegenhouden.

‘Nee!’

‘Hoezo, nee?’

‘Nee, je mag niet met de buurman praten.’

‘Waarom niet?’

‘Omdat… Omdat hij een besmettelijke ziekte heeft.’

Waar haalt hij dat nu weer vandaan?

‘Oei’, mompelt mama. ‘Dan zal ik maar uit de buurt blijven.’

Ze opent het raam en roept naar de buurman.

‘Hé, buurman. Gaat het met jou?’

Mathis springt overeind en gaat naast mama staan. In de verte steekt de buurman zijn duim op. Natuurlijk, want hij heeft helemaal geen besmettelijke ziekte.

‘Nee, ik bedoel onze andere buurman’, zegt Mathis snel.

‘Onze verschrikkelijke buurman?’ vraagt mama. ‘Die altijd onze haag stukmaakt en altijd klaagt over lawaai?’

‘Ja, die!’

‘Waarom zeg je dat niet meteen? Ik had bijna dat lieve Fientje de schuld gegeven.’

Mama kijkt hoofdschuddend naar buiten.

‘Maar onze verschrikkelijke buurman met zijn verschrikkelijke hond. Ja, die zal mijn telefoon wel stukgemaakt hebben.’

Huiswerk

 

Olivier tuurt naar het scherm. Achter die struiken zit zijn tegenstander. Ziet die er nu uit als een clown? In Fortnite kom je de gekste dingen tegen. Hij drukt op de juiste knopjes en laat zijn krijger ernaartoe sluipen. Nog een klein stukje en…

Bang!

Het scherm wordt zwart. Wat?

Papa staat naast zijn computer.

‘Heb jij je huiswerk al gemaakt?’

‘Natuurlijk, zet die computer weer op!’

Is het spel verdergegaan? Dan heeft de clown hem vast overmeesterd.

‘Mag ik het eens zien?’

‘Ja, ik wil het spel ook graag zien. Zet de computer even aan, wil je?’

Olivier steekt zijn hand uit naar het scherm. Maar papa houdt hem tegen.

‘Eerst je huiswerk.’

Olivier buigt zijn hoofd. Op zich is dat niet zo moeilijk: gewoon zijn huiswerk van zijn kamer gaan halen, dat laten zien en hij kan weer verder spelen.

Alleen… Hij heeft zijn huiswerk niet gemaakt. En hij heeft ook geen zin om het te maken.

‘Oké.’

Hij loopt naar zijn kamer en graait zijn schriftje met taken mee. In de woonkamer gooit hij het weer naar papa.

‘Hier is het. Mag ik dan nu spelen?’

Papa antwoordt niet en kijkt in het schriftje.

‘Dat zijn huistaken van gisteren!’

Olivier kijkt op. Normaal gezien kijkt papa toch niet naar de datum? Verdorie, nu kan hij nog niet spelen.

‘We moesten geen huiswerk maken, we moesten een les leren.’

Zo, dat kan papa toch niet controleren. Hij bedenkt zich plots dat ze echt voor Frans moeten leren. Maar daar heeft hij ook geen zin in, hij wil gewoon spelen.

‘Welke les?’

‘Eh, Frans.’

‘Goed, dan zal ik je even afvragen. Als je het goed doet, zet ik de computer weer aan.’

Aaaaaah. Zo geraakt hij niet verder! Niet veel later zit hij tegenover papa, die in zijn boek van Frans bladert.

‘Wat betekent “cheval”?’

Olivier denkt na.

‘Is dat geen ridder van Fortnite?’

‘Kan jij aan niets anders denken? En wat is “une vache”?’

‘Die weet ik, dat is kaas!’

Papa schudt zijn hoofd.

‘Ik denk dat je het beste nog wat kan leren.’

‘Wacht maar tot je mijn punten ziet!’

 

De volgende dag staart Olivier naar zijn toets. Nul op tien. Dat is zeer weinig. Papa gaat hem nooit meer Fortnite laten spelen. Tenzij…

Wanneer Olivier thuiskomt, gooit hij de toets achteloos op de tafel.

‘Zie je wel dat ik het kon!’ roept hij.

Papa kijkt naar het blaadje.

‘Tien op tien. Niet slecht. Dat verdient een spelletje op de computer. Maar niet te lang, hé.’

Olivier glimlacht.

‘Natuurlijk niet. Dat doe ik nooit.’

Olivier zet een koptelefoon op en gaat voor de computer zitten. Hij hoort papa niet meer wanneer die roept: ‘Waarom staat de 1 op jouw toets in het blauw en de 0 in het rood?’