Zomerkamp

 

Dag 0

 

1

Eindelijk zomervakantie! Alice kijkt ernaar uit om een hele vakantie niets te doen. Voetjes omhoog, oogjes toe en rusten maar.

En dan hoort ze haar ouders.

'Alice, doe jij je schoenen aan?'

Wat?

 

2

'Waarom?' vraagt ze.

'We gaan vertrekken', zegt papa.

'Waar naartoe?'

Papa kijkt naar mama. Alice ziet dat ze blozen.

'Gewoon ergens heen.'

 

3

Dit klopt niet. Waarom zouden ze gewoon ergens heen gaan? Papa toont mama enkele papieren.

'Alles is in orde', fluistert papa.

'Wat is in orde?' vraagt Alice.

Papa moffelt de papieren snel in zijn jaszak.

'Mijn, eh... Mijn veters. Die zijn in orde. Ze zijn goed geknoopt!'

 

4

Alice loopt naar papa en steekt haar hand in zijn zak.

'Laat me kijken!'

Papa houdt haar af en tilt haar op aan haar arm.

'Blijf eraf. Anders verknoei je de verrassing!'

Alice krijgt een glimlach op haar gezicht. Verrassing?

 

5

Alice is heel slecht met verrassingen. Zodra ze weet dat er een verrassing is, wil ze weten wat het is, anders slaapt ze niet meer.

'Vertel!'

'Doe eerst je schoenen aan', zegt papa.

Alice gehoorzaamt. In een oogwenk zijn haar schoenen aan haar voeten.

'Oké, vertel op.'

 

6

Papa opent zijn mond. Maar sluit hem even snel.

'Ides is er nog niet, hij moet ook klaar zijn.'

Daar kan voor gezorgd worden. Alice spurt naar de kamer van haar broer en grijpt hem bij zijn nekvel. Beneden aan de trap doet ze zelfs zijn schoenen aan.

'Ga je het nu vertellen?' vraagt Alice. Ze haat de spanning.

'Als jullie in de auto zitten', knipoogt papa.

 

7

Zodra Alice en Ides hun veiligheidsgordels aan hebben, start papa de auto. Hij doet de deuren op slot met een klik. Waarom doet hij dat? Ze zitten vast, ze kunnen geen kant meer uit.

En papa vertelt helemaal niets. Alice krijgt een bang voorgevoel. Hier klopt iets niet. Wanneer de auto stopt wordt dat gevoel bevestigd.

Alice knijpt even haar ogen toe.

Een sportkamp. Ze had het moeten weten. Haar grootste nachtmerrie.

 

Dag 1

 

8

Een sportkamp. Dat is voor Alice hetzelfde als een strafkamp. Elke dag sporten, bewegen, afzien. Niet moeilijk dat haar ouders het voor hen verborgen hielden. Anders was ze nooit in de auto gestapt.

Iemand kleeft een sticker met haar naam op haar T-shirt. Ze rukt hem eraf.

Ze hoeven haar niet te kennen.

Ze is niet van plan te blijven.

 

9

'We moeten hier zo snel mogelijk weg', zegt ze tegen Ides.

'Waarom?' vraagt die. 'Er staat elke dag voetbal op het programma.'

Alice zal het alleen moeten doen, daar weggeraken. Maar hoe? Ze loopt door de inkomhal en ziet een affiche hangen van een ander kamp.

'Vast lekker kamp'.

Daar wil ze naartoe.

 

10

Vast lekker, dat is ongetwijfeld met veel snoepen. En dat kan Alice veel beter dan voetballen of turnen. Maar ze zal hulp nodig hebben. Ze neemt haar telefoon en stuurt een bericht naar de Little Liars Club. Wally kan haar vast helpen.

Ze krijgt snel iets terug: 'Komt in orde.'

 

11

Ze gaat opnieuw naar de balie waar ze de sticker kreeg. Ze gebruikt haar liefste glimlach.

'Sorry, hoor, maar ik zit in het verkeerde kamp.'

Het meisje achter de balie schudt haar hoofd.

'Je staat wel degelijk hier op de lijst.'

Alice vloekt binnensmonds. Het was toch in orde? Zo geraakt ze hier nooit weg.

 

12

Een leider van het kamp blaast op een fluitje.

'We beginnen met een groot bosspel!' roept hij.

Alice kreunt. Gaan ze meteen actief doen?

'Maar eerst gaan we opwarmen. Iedereen loopt tien toertjes rond het gebouw.'

Alice schudt haar hoofd. Het wordt alleen maar erger.

 

13

Alice spurt opnieuw naar de balie.

'Kan je nog een keer kijken? Alsjeblieft?'

Het meisje haalt haar schouders op. 'Mij best.'

Ze kijkt op haar computer. 'Alice staat nog altijd...'

Ze fronst haar wenkbrauwen.

'Wacht eens even...'

 

14

Alices hart klopt harder. Zou het toch...?

'Alice', mompelt het meisje. 'Ingeschreven voor Vast lekker. Hoe kan dat nu?'

Alice doet haar best om niet te juichen. Het is Wally gelukt om haar inschrijving aan te passen.

Vast lekker, here she comes! Haar zorgen zijn voorbij. Hoopt ze toch.

 

 

Dag 2

 

15

'Welkom, Alice!'

Een lange magere jongen wacht haar op met open armen. Hij kijkt in zijn papieren.

'Vreemd dat ik jouw inschrijving over het hoofd heb gezien.'

Alice vertoont geen krimp.

'Geen probleem. Kan gebeuren. Ik ben blij dat ik er ben. Wanneer eten we?'

 

16

'Eten?' lacht de jongen mysterieus. 'Dat zal je wel zien. Ik ben Stan. Maar ze zeggen ook Stan de man.'

Alice is niet onder de indruk. Ze vindt Stan maar een vreemde snuiter. Laat hem eerst maar eens bewijzen dat hij echt 'de man' is.

'Dag Stan.'

 

17

Stan de man stelt haar voor aan de andere deelnemers. Het zijn er maar vier. Ze zitten bij elkaar in een kleine kamer. En ze zien er niet gelukkig uit.

'Alice, dit zijn Arto, Lore, Nurhayat en Kobe.'

Alice kijkt naar hun grauwe gezichten. Waarom zijn ze niet blij om op een snoepkamp te zijn?

 

18

Ze wacht tot Stan weg is en gaat dan tussen haar kampgenoten zitten.

'Hebben jullie een zware nacht gehad?'

Arto knikt. 'Ik heb bijna niet geslapen.'

'Waarom?'

'Ik had honger.'

 

19

Alice moet lachen. Het zijn hier echte snoepers. Een hele dag smikkelen en smullen en dan 's nachts niet kunnen slapen omdat je nog honger hebt.

Ze springt recht van de stoel.

'Wanneer eten we hier?'

Lore kijkt op haar horloge.

'Over twee uur, vierentwintig minuten en twaalf seconden.'

 

20

Twee uur, vierentwintig minuten en twaalf seconden later zit Alice hongerig te wachten aan tafel. En ze is niet de enige. De anderen kijken hoopvol naar de borden die naar hen worden gebracht.

En dan slaat de teleurstelling toe.

De borden zijn bijna leeg. Drie erwten, of zijn het er vier? Naast een stuk of tien rijstkorrels. Geen vis, geen vlees.

Wat is dit?

 

21

'Is dit het voorgerecht?' vraag Alice aan Stan.

'Ja', knikt hij.

Oef.

'En ook het hoofdgerecht en het dessert.'

Paniek borrelt op in haar binnenste. Ze kan helemaal niet volgen.

'Dit is toch het Vast lekker kamp?'

'Precies. Dat is ook wat we doen. Lekker vasten.'

 

Dag 3

 

22

Een kamp waar je de hele tijd moet vasten? Dat kan toch niet? Wie doet daar nu aan mee? Nurhayat dus. En Arto, Lore en Kobe.

En Alice.

De volgende ochtend staart ze opnieuw in een leeg bord. Er liggen twee noten en een blauwe bes op.

Dit pikt ze niet.

 

23

Alice staat op en gaat naar de keuken.

'Hé, dat mag niet', fluistert Kobe.

Alice luistert niet. Kinderen geen eten geven, mag ook niet. Ze trekt de koelkast open. Zie je wel, daar ligt veel meer eten in: fruit, groenten en zelfs een taart. Ze steekt haar hand uit. Maar ze houdt zich in wanneer ze een stem hoort.

'Wat ben jij aan het doen?'

 

24

Stan de man knalt de deur van de ijskast weer dicht.

'Ik denk dat jij de regels van dit kamp nog niet goed kent.'

Alice wil iets zeggen, maar bedenkt zich. Het heeft geen zin om te discussiëren. Ze kan beter nu ja knikken.

En dan achter de rug van Stan aan eten geraken.

 

25

'Ik moet naar het toilet.'

Alice rent snel naar binnen. De anderen staan klaar om een boswandeling te maken. Daar heeft ze geen zin in. Zeker niet met een lege maag.

Ze sluipt naar de keuken en wil de ijskast opendoen. Maar dan valt haar oog op een deur ernaast. Wat zou daar achter zitten? Ze legt haar hand op de klink.

 

26

Ze hoort een geluid. 'Alice!' roept iemand. Stan. Snel opent ze de deur en glipt naar binnen. Het is donker, ze zoekt met haar hand naar de lichtknop. Gevonden. Licht.

Ze kijkt haar ogen uit, ze is net in een schatkamer beland!

 

27

Overal rond haar ligt eten. Koeken, snoep, pasta, rijst, chocolade, fruit, ... Ze  zou zo haar tanden in alles willen zetten. Speeksel komt in haar mond. Waar moet ze beginnen? Eerst snoep of eerst iets gezonds? Of?...

Te laat. Ze kan niet meer kiezen.

De deur gaat open.

 

28

'Jij kent de regels van dit kamp echt nog niet', bromt Stan. Hij grijpt haar bij haar schouder en trekt haar mee. Alice voelt een pijnscheut door haar lichaam trekken.

Ze wordt op haar kamer gezet. Stan de man doet de deur op slot.

Alice voelt geen pijn meer. Alleen nog honger.

Ze moet iets anders bedenken.

 

 

Dag 4

 

29

Alice kijkt naar de gezichten om zich heen. De andere deelnemers kijken naar haar alsof ze een sprookje aan het vertellen is.

'Was er echt zoveel snoep?' vraagt Lore.

'En zoveel fruit?' vraagt Kobe. Zijn hand ligt op zijn maag.

Alice knikt. 'En samen gaan we er aan geraken.'

 

30

Het lijkt Alice te lukken. Ook de anderen willen de voorraadkast beroven. Samen zijn ze sterker dan Stan, dat armzalige mannetje.

's Avonds aan tafel herinnert ze de anderen nog eens aan het plan.

'We gaan alles opvreten!' zegt ze.

Ze ziet de hoop op hun gezichten.

'Klaar?'

 

31

Alice neemt haar vork en haar mes in haar handen en begint op de tafel te slaan.

'Honger! Honger! Honger!' roept ze.

De anderen doen met haar mee. Behalve Arto. Hij ziet er bleek uit.

'Ik durf niet', mompelt hij.

 

32

Alice gaat door en ze maant de anderen aan dat ook te doen. Dat is het plan. Afleiding creëren, zodat zij de voorraadkamer kan beroven en alles naar hun kamers smokkelen.

Ook Lore twijfelt nu. Ze kijk geschrokken op als ze de kokkin ziet verschijnen.

Alice laat zich niet tegenhouden. Ze sluipt naar de deur naast de ijskast.

 

33

Alice glipt de voorraadkamer in. Deze keer kijkt ze niet te lang rond. Ze heeft weinig tijd. Ze kiest bananen en appels en een pak koeken. Om hun magen goed te vullen. Snoep is voor de volgende keer.

En dan luistert ze. Ze hoort helemaal niets.

Dat is niet goed.

 

34

Alice legt haar hoofd tegen de deur. Ze hoort geen geschreeuw, geen geruzie. Geen opstand zoals ze die met de anderen had voorbereid. Ze denkt na. Er is maar een ding dat ze kan doen.

Ze pelt een banaan en propt die helemaal in haar mond. En dan opent ze met kloppend hart de deur.

 

35

Haar vermoedens waren juist. Van een opstand is geen sprake. De vier andere deelnemers zitten met gebogen hoofden op hun banken. En voor haar staan de kokkin en Stan.

De kokkin neemt alles uit haar handen.

Het gezicht van Stan is roodgloeiend.

Verdorie.

 

 

Dag 5

 

36

Alice trekt zich omhoog en omlaag aan een rekstok. Balen. Naast weinig eten moet ze nu ook nog extra sportoefeningen doen. Ze is als enige gestraft voor de opstand. Sportoefeningen had ze ook op het sportkamp kunen doen. Daar kreeg ze tenminste nog eten.

Er zit maar één ding op.

Ze moet hier weg.

 

37

Al de hele dag doet Alice alsof ze braaf is. Ze wil even geen argwaan wekken, want Stan houdt haar in het oog. Maar ondertussen bereidt ze haar ontsnapping voor.

Ze gaat op bezoek bij Nurhayat. Ze babbelt even.

En steelt dan haar kussens.

 

38

In de namiddag gaat ze bij de jongens langs.

'Arto, Kobe! Alles goed?'

Ze knikken nauwelijks, zien er wat ziek uit. De honger, weet Alice.

Ze doet alsof ze rilt.

'Ik heb het koud. Hebben jullie een trui en een extra paar kousen voor mij?'

 

39

Nu moet Alice het moeilijkste nog doen. Ze heeft een sleutel van de deur nodig. Alleen Stan en de kokkin hebben er een. Maar de kokkin gebruikt hem nooit. Stan opent en sluit alle deuren zelf. Typisch.

Dus duikt Alice de keuken in. Met haar allerliefste glimlach.

 

40

'Wat moet je?' vraagt de kokkin nors.

'Ik wilde sorry zeggen voor gisteren', zegt Alice.

'O. Dat is, eh, lief.'

Alice kijkt de keuken rond. De sleutel hangt aan een haakje aan het fornuis. Alice neemt snel een schotelvod.

'Zal ik het fornuis proper maken?'

 

41

Alice glundert. De kokkin was blij dat ze hulp kreeg. En Alice was blij dat ze zo de sleutel kon stelen.

Ze is er klaar voor.

Maar dan komt Nurhayat de kamer binnengestormd.

'Stan houdt een razzia!'

Alice wordt bleek. Niet nu!

 

42

Alice houdt haar adem in terwijl Stan haar kamer doorzoekt. De sleutel zit in haar mond. De spullen van de jongens heeft ze aan. En de extra kussens van Nurhayat zitten in het toilet. Ze hoopt dat hij daar niet kijkt.

Na een tijd heft Stan zijn hoofd op. Hij is vooral op zoek naar eten. En dat is er niet.

'Het is oké', zegt hij.

Oef.

 

 

Dag 6

 

43

De volgende dag doet Alice zo goed mogelijk met alles mee. Ze wil nu niet meer opvallen. Ze vecht tegen haar hongergevoel en wacht.

En wacht.

En wacht.

Tot iedereen slaapt.

Nu is het tijd om te vertrekken.

 

44

De kussens legt ze onder haar lakens. Zo lijkt het alsof er iemand ligt. De kousen van de jongens gaan over haar schoenen, zodat ze geen lawaai maakt tijdens haar ontsnapping. De trui doet ze aan als een jas.

Alice sluipt door de gangen. Af en toe blijft ze staan. Ze ziet de zaklamp van Stan door de gangen flitsen. Hij is op ronde. Aan de buitendeur gaat ze zitten en wacht ze tot hij ver weg is.

Dan steekt ze de sleutel in het slot.

 

45

Ze is buiten. Alice snuift de frisse buitenlucht op alsof ze tien jaar opgesloten heeft gezeten. Zo voelt het in elk geval.

Ze rent naar de rand van het terrein. Overal zijn er donkere bomen. Welke kant moet ze uit? Waar was de weg ook alweer?

Ze kijkt achter zich en ziet de lamp van Stan door het gebouw schijnen. Nu moet ze beslissen.

Ze draait naar rechts en begint te lopen.

 

46

Haar tocht duurt uren. Ze wringt zichzelf door de dichte natte takken. Hoe groot kan dat bos zijn? Ze had een plattegrond moeten meenemen.

Maar ze kan niet terug, ze moet blijven doorgaan. Ze ploetert door de bladeren en glijdt uit over het mos. Haar handen en gezicht zijn vies en smerig.

Ze heeft zin om te huilen.

 

47

Alice trekt zichzelf overeind. Ze mag niet opgeven. Ze duwt de struiken opzij en stapt verder. Ze hoort geluiden in de verte. Geluiden die niet van het bos komen.

Wanneer ze een licht boven zich ziet, begint ze luid te lachen. Een lantaarnpaal! Ze is nog nooit zo blij geweest om een lantaarnpaal te zien.

Eindelijk heeft ze de weg gevonden.

 

48

Ze kust het asfalt. En kuist dan snel haar lippen af. Bah, dat is vies. Weer moet ze kiezen: links of rechts? Ze probeert zich te oriënteren. Het Vast lekker kamp is achter haar... Waar is dan thuis? Alice geraakt een beetje in paniek. Ze weet het echt niet.

In de verte hoort ze het geronk van een auto. Dat kan haar redding zijn.

Ze begint als een gek te zwaaien.

 

49

De auto komt dichterbij en verblindt Alice met zijn lichten. Ze lacht en zwaait. Hij heeft vast een gps, hopelijk wil de bestuurder zo vriendelijk zijn om haar thuis te brengen. Ze denkt nu al aan het grote stuk chocolade dat ze gaat verslinden.

Maar dan verdwijnt haar lach.

Aan het stuur zit Stan.

 

 

Dag 7

 

50

Stan stapt uit de auto en grijnst breed.

'Stap maar snel in. Je krijgt het nog koud.'

Alice zet een stap achteruit. Als ze nu meegaat, geraakt ze nooit meer weg.

'We waren ongerust.'

Alice gelooft er niets van. Ze zet zich schrap, klaar om te vertrekken.

 

51

Stans gezicht verandert.

'Stap in. Nu!'

Alice moet tijd winnen.

'Hoe heb je me gevonden?'

'Arto heeft je verraden in ruil voor een stuk cake', lacht Stan. 'De dommerik. Die cake krijgt hij toch niet!'

Alice weet het nu zeker: Stan is niet te vertrouwen. Ze draait zich om en loopt weg.

 

52

'Verdomme!'

Ze hoort Stan achter zich luid vloeken. Alice rent over de straat en zoekt naar een uitweg. Is er nergens een huis tebekennen? Ze heeft hulp nodig.

De koplampen van de auto halen haar uit het duister. Ze heeft geen kans tegen de auto van Stan. Dus zit er maar één ding op.

Terug de bossen in.

 

53

Alice werpt zich in de struiken. Deze keer trekt ze het zich niet aan of ze valt of zich bezeert. Ze is vastberaden om Stan haar niet te laten vatten.

Achter haar flitst de zaklamp van Stan. Hij zit haar op de hielen.

'Alice!'

Zijn stem snijdt door het struikgewas. Alice kijkt om zich heen. Dit houdt ze nooit vol.

 

54

Stan is nauwelijks tien meter van haar verwijderd. Nog even en hij heeft haar te pakken. Op snelheid gaat ze het niet redden. Dan maar slim zijn.

Ze wacht tot ze de juiste struik naast zich ziet, stopt en laat zich eronder rollen. Ze houdt haar adem in. De voetstappen van Stan komen dichterbij.

Ze ziet zijn voeten naast zich staan.

 

55

Stan blijft staan om te luisteren. Maar hij hoort enkel de nachtelijke bosgeluiden. En dan in de verte: een plof. Snel gaat hij erachteraan.

Alice wacht even en komt dan uit haar schuilplaats. Zo stil mogelijk gaat ze de andere kant op. Stan zal niet meer weten waar hij moet zoeken.

Het is al bijna ochtend wanneer ze bij een open plek komt.

 

56

Alice probeert haar ogen open te houden. Ze ziet een groot gebouw in het schemerdonker. Er brandt nergens licht. Zou ze hulp durven te vragen? Beter nog even wachten, tot ze zeker is dat ze de zaak kan vertrouwen.

Op de open plek voor het gebouw staat een kleine tent. Alice loopt ernaartoe. Er ligt een matras in, geweldig! Zonder na te denken gaat ze liggen.

En valt meteen in slaap.

 

 

Dag 8

 

57

'Alice?'

Ze droomt dat er een ober naast haar staat, met zijn armen vol chocolade en koekjes. Haar maag rammelt van de honger.

'Alice?'

De stem van de ober klinkt bekend.

Alice opent haar ogen.

 

58

Ze kijkt recht in het gezicht van Ides. Alice knijpt haar ogen toe en kijkt nog een keer. Het is echt haar broer. En hij heeft geen chocolade vast.

'Wat doe jij hier?'

'Ik?' gebaart Ides. 'Ik zit hier op sportkamp. Hoe ben jij hier plots weer terechtgekomen?'

Alice kijkt door de opening van de tent.

Ze is opnieuw in het sportkamp.

 

59

Heeft ze al die moeite gedaan om te ontsnappen, is ze gewoon in haar oude kamp terechtgekomen. Ides steekt zijn hand uit.

'Kom, we gaan net ontbijten.'

Alice glundert. Ontbijt! Dat heeft ze al die dagen moeten missen. Als een hongerige wolf trippelt ze achter Ides aan.

 

60

Het duurt een tijd voor Alice kan praten. Eerst moet ze acht boterhammen en zes stukken speculaas verorberen. Ze heeft het gevoel dat ze drie jaar niet meer heeft gegeten.

'Hoe was het kamp?' vraagt ze.

'Best wel ontspannend', zegt Ides. 'Eigenlijk hebben we niet zoveel gesport.'

Alice kan zich wel voor het hoofd slaan.

 

61

Alice heeft het gevoel dat ze al weken aan het sporten is. Door de honger voelt ze zich uitgeput en de tocht door het bos was ook best vermoeiend.

Ze was beter gewoon in het sportkamp gebleven.

'Klaarmaken voor de ochtendloop!' roept een leidster plots.

Alice kijkt bang naar Ides. Wat?

 

62

'O ja', zegt Ides. 'Elke ochtend beginnen we met een rondje lopen door het bos.'

'Mooi niet', zegt Alice. 'Dat heb ik vannacht al gedaan.'

Ze volgt de andere jongens en meisjes naar buiten. Maar niet om te gaan lopen. Aan de tent buiten, stopt ze en laat ze zich op de matras ploffen.

Ze hoort officieel niet meer bij dit kamp. Dus niemand gaat haar missen.

 

63

De stem van Ides wekt haar opnieuw.

'Alice, mama en papa zijn er.'

Alice komt uitgeslapen de tent uit. Juist, het is de laatste dag. Tijd om eindelijk naar huis te gaan. Ze volgt Ides naar hun auto.

'Hoe was het?' vraagt mama.

Alice geeuwt.

'Het was best vermoeiend.'

Mama knikt tevreden.

'Dat hoor ik graag!'