Leugens van leerlingen - Alken

 

Jana – Opa vermist

 

‘Ga maar te voet naar school, Jana.’

Jana kijkt naar buiten: het regent pijpenstelen. Geen weer om een hond door te jagen. Maar blijkbaar wel een kind dat naar school moet.

‘Echt?’

‘Echt’, zegt mama. ‘Ik kan je niet afzetten, ik moet vroeg op mijn werk zijn.’

En voor Jana nog iets kan zeggen, is haar mama al de deur uit. Jana heeft geen zin om kletsnat op school aan te komen. Maar misschien is er wel een andere oplossing. Ze neemt haar telefoon en zoekt in haar contacten.

‘Hallo, opa? Zou jij mij naar school kunnen brengen?’

 

‘Niet te nat geworden?’ vraagt mama die avond.

‘Een beetje’, bromt Jana.

Dat is niet waar. Jana is die ochtend helemaal droog op school geraakt. Het duurde niet lang voor opa aan haar deur stond, hij staat altijd klaar om haar te helpen. Mama heeft dat niet zo graag, omdat opa soms wat vergeetachtig is. Maar mama mag gerust ook een beetje schuldgevoel krijgen omdat ze Jana door de regen wilde sturen.

De telefoon van mama rinkelt. Ze neemt op en luistert. Haar gezicht ziet er steeds bezorgder uit.

‘En hoe lang is hij al weg? Laatst gezien aan school?’

Ze kijkt naar Jana, die haar hart voelt bonzen. Wat heeft dat telefoontje met haar te maken?

‘Opa is weg’, zegt mama als ze haar telefoon weglegt.

‘Wat?’

‘Hij is het laatst gesignaleerd aan jouw school.’

‘Echt?’

Jana durft mama niet aan te kijken. Ze weet wat mama zal zeggen: ze had nooit aan opa mogen vragen om haar te brengen.

‘Had hij vandaag dat feestje niet?’ verzint ze snel.

‘Welk feestje?’

‘In de buurt van de school. Hij ging samen met zijn vriend: Pierre.’

Mama neemt meteen haar telefoon en wil Pierre bellen. Jana denkt na. Pierre weet helemaal van niets, dus mama zal snel ontdekken dat ze heeft gelogen.

‘Ik kijk eens op mijn kamer of ik de uitnodiging van het feestje vind.’

Jana holt naar de gang en neemt haar telefoon. Ze belt naar Pierre, hopelijk nog voor mama hem kan bereiken.

‘Dag Jana.’

‘Pierre! Ik heb niet veel tijd. Kan jij tegen mijn mama zeggen dat je met opa naar een feestje moest?’

‘Naar een feestje? Waarom?’

‘Dat doet er niet toe. Zeg het maar gewoon.’

‘Oké!’

Oef. Dat is al gelukt. En nu opa zelf nog vinden. Ze belt naar opa, maar die neemt niet op. Teleurgesteld gaat ze terug naar de woonkamer. Mama heeft haar telefoon aan haar oor. Wanneer ze Jana ziet, legt ze de telefoon op het aanrecht met de luidspreker op. Jana hoort de stem van Pierre.

‘Ja, Fons is naar een feestje.’

‘Ging hij niet met jou?’

‘Met mij?’

‘Ja, met jou.’

‘O juist. Jana heeft gezegd dat ik moest zeggen dat ik met Fons naar een feestje ben gegaan.’

Jana legt haar hand voor haar ogen. Pierre, verdorie! Mama kijkt haar aan. Op dat moment gaat de bel. Jana haast zich naar de deur, voor mama boos kan worden.

Voor de deur staat opa. Hij kijkt verward naar zijn telefoon.

‘Jij had me gebeld? Moest ik jou naar school brengen?’

Jana lacht opgelucht. Opa was gewoon onderweg naar hen. Ze schudt haar hoofd.

‘Mij naar school brengen? Nee, dat heeft mama niet graag. Hoe was het feestje?’

Opa kijkt haar vragend aan.

‘Welk feestje?’

‘Waar je met Pierre naartoe bent geweest.’

Opa schudt zijn hoofd. Hij weet niet waarover Jana het heeft, maar dat wil hij niet toegeven.

‘O. Dat feestje. Natuurlijk. Heel plezierig!’

Jana grijnst en leidt opa naar binnen.

‘Heel fijn. Vertel dat maar eens aan mama!’

 

Merkeb – Corona Perdona

 

‘Papa, ik heb zo’n buikpijn’, zegt Merkeb.

Ze wrijft extra hard over haar buik, om aan te tonen dat haar buik echt pijn doet.

Maar dat is niet zo.

Merkeb wil vooral niet naar school.

Papa kijkt haar bezorgd aan.

‘Heb je het warm?’

‘Ja.’

‘Moet je hoesten?’

‘Ja.’

Papa zet een stap achteruit en grijpt naar zijn telefoon.

‘Hallo, dokter? Volgens mij heeft mijn dochter het Coronavirus opgelopen!’

Merkeb schudt haar hoofd. Het is maar buikpijn, wil ze zeggen, maar ze krijgt de kans niet. Papa is al op de vlucht geslagen. En niet veel later hoort ze de loeiende sirenes van de ziekenwagens.

Alles wat ze wilde, was een dagje thuisblijven. Ze wil helemaal niet naar het ziekenhuis, of in afzondering leven. Ze moet de verplegers wegsturen.

Ze loopt naar de deur en zet ze op een kier.

‘Ik ben heel besmettelijk!’ roept ze.

Maar de verplegers komen steeds dichter bij de deur. Ze zijn gehuld in dikke pakken, er is geen enkel stuk van hun lichaam onbedekt. Merkeb begint hevig te hoesten, ze spuugt naar de verplegers. Nu deinzen ze wel achteruit.

‘We moeten iets anders verzinnen!’ roepen ze.

Oef, Merkeb heeft hen even op afstand kunnen houden. Maar niet veel later gaat de bel. Merkeb gluurt door het raam naast de deur. Er staat een robot voor.

‘Wat kom je doen?’ vraagt Merkeb.

‘Ik kom je onderzoeken’, zegt de robot met een haast menselijke stem. ‘Om te kijken of je echt het Coronavirus hebt.’

Nu pas beseft Merkeb wat ze allemaal over zich heeft afgeroepen. Iedereen denkt dat ze het virus heeft, maar dat is helemaal niet zo. Ze heeft gewoon gelogen.

‘Wacht, ik kom opendoen’, zegt ze.

Maar stiekem loopt ze naar de achterdeur. Ze doet haar jas en haar schoenen aan en vlucht weg via de tuin. Als ze haar niet kunnen onderzoeken, weten ze ook niet dat ze heeft gelogen!

Niet veel later hoort ze een helikopter door de lucht vliegen, hij blijft hangen boven de wijk van Merkeb. Een zoeklicht speurt door de tuinen. Ze zijn op zoek naar haar!

Wanneer ze binnen kijkt bij een van de buren ziet ze de televisie aan staan. Er is een nieuwsuitzending bezig en daarin tonen ze beelden vanuit de helikopter. En dan ziet ze zichzelf staan.

Merkeb weet niet meer wat ze moet doen. Ze neemt haar telefoon en toetst het nummer van Wally in.

‘Je moet me helpen!’ schreeuwt ze in de telefoon.

‘Ik zie het op het nieuws’, lacht Wally.

‘Ik vind het niet grappig!’

‘Geen paniek, ik help je wel. Ga gewoon terug naar huis en laat je onderzoeken door de robot.’

Merkeb schudt haar hoofd, ook al kan Wally dat niet zien.

‘Dan weten ze dat ik heb gelogen.’

‘Niet als we er een draai aan geven. We moeten de mensen blij laten zijn omdat je géén virus heb. Ik zorg er wel voor.’

Schoorvoetend gaat Merkeb opnieuw naar huis. De robot staat nog altijd voor haar deur. Ze zet de televisie op en ziet beelden van haar huis. Ze zijn niet van plan om haar verhaal los te laten.

Ze doet de deur open voor de robot en laat zich onderzoeken. De robot is nog maar net de deur uit of de journalist op de televisie begint vrolijk te praten.

‘We krijgen hier al de uitslag van het onderzoek binnen. Het meisje was ziek, maar is wonderbaarlijk genezen. Dat wil dus zeggen dat we niet zo’n schrik hoeven te hebben van het virus. Dat is fantastisch nieuws!’

Eerst kan Merkeb niet volgen, maar dan denkt ze aan de woorden van Wally. Ze kon op hem rekenen, had hij gezegd. Heeft hij de nieuwsdiensten ingelicht?

Haar telefoon zoemt en Merkeb kijkt op het scherm. Een bericht van Wally.

 

Niet slecht, hè? ;-) Maar ga morgen toch maar gewoon naar school!