Leugens van leerlingen - Izegem 2021
Lotte – Vieze korstjes
Lotte staart naar de boterhammen op haar bord. Die korsten zien er echt te vies uit. Ze is al geen fan van korsten, maar deze zijn ook nog eens hard, en er zit van alles in. Zijn dat zaadjes? Sinds wanneer worden broden geplant?
Ze prutst aan de boterhammen en haalt het midden eruit, de korsten legt ze vakkundig opzij. Wanneer het lekkere deel op is, neemt ze haar bord en loopt ze naar de badkamer. Ze kijkt nog even om zich heen. Niemand te zien. Perfect. Bye bye korstjes. Ze dropt de korsten in de toiletpot en trekt door. Opgeruimd staat netjes.
Denkt ze.
Maar dan hoort ze het gerommel. Het begint zachtjes, onheilspellend. Gebrom van een draak die uit een diepe slaap komt en op het punt staat om flink uit te halen. Het geluid wordt harder, Lotte knijpt hard in de trapleuning. Mama komt uit de woonkamer gerend.
‘Wat is dat?’
Lotte haalt haar schouders op.
‘Ik hoor het ook net.’
Achter elkaar aan sluipen ze de trap op, bang voor het monster dat dreigend de badkamer heeft ingepalmd. En net wanneer mama haar hoofd boven de grommende toiletpot houdt om te kijken wat er aan de hand is, gebeurt het.
Het water uit de pot spuit naar boven, recht in het gezicht van mama. Lotte verbergt zich achter mama’s rug en zet enkele stappen naar achter. Wanneer mama zich omdraait, weet Lotte niet of ze moet schrikken of lachen.
Mama is helemaal doorweekt en smerig, net als een groot deel van de badkamer. Ze proest een straal water uit, waarin Lotte nog stukjes korst kan zien. Zij weet hoe dit gebeurd is.
Maar dat zal ze niet vertellen.
‘Bah!’ roept mama luid. ‘Hoe kan dit nu?’
‘Het toilet zat opgestopt’, zegt Lotte. ‘Er heeft vast iemand te veel toiletpapier gebruikt.’
Dat vindt ze een goede leugen. Te veel toiletpapier gebruiken, dat is typisch iets voor haar broer. Maar tot haar verbazing schudt mama haar hoofd.
‘Ik denk het niet. Ik zie nergens toiletpapier.’
Verdorie, waarom wil mama haar niet gewoon geloven? Meestal doet ze dat wel als Lotte de schuld op haar broer steekt. Ze moet iets anders verzinnen.
‘Of er heeft weer iemand te lang op toilet gezeten.’
Ook dat kan maar een iemand in het huis zijn. Papa. Mama begint onmiddellijk te roepen.
‘Schat?’
‘Ja?’ krijgt ze meteen als antwoord.
‘Waar ben je?’
‘Beneden op het toilet!’ roept papa. ‘En onder mij begint het hier vreemd te borrelen. Het toilet bedoel ik, niet mijn darmen!’
Lotte trekt een vies gezicht bij die informatie. Waarom moet papa alles zo concreet benoemen? En vooral: nu is ze al een tweede excuus kwijt voor de ontplofte toiletpot. Ze besluit nu iemand te nemen die zich niet kan verdedigen.
‘Misschien heeft de hond overgegeven’, begint ze, maar ze wordt onderbroken door mama die haar vinger op haar mond legt.
‘Luister eens?’
Lotte zwijgt en luistert. In de verte hoort ze lawaai, het trillen van een boor. Ze loopt naar haar slaapkamer en kijkt door het raam naar buiten. Iets verderop in de straat boren enkele wegenwerkers een diepe put in het voetpad. Verschillende buizen komen tevoorschijn in het zand.
Mama’s gezicht wordt helemaal rood. Lotte opent haar mond, maar bedenkt dan dat ze niets hoeft te zeggen. Voor een keer wordt een leugentje haar zomaar op een schoteltje aangereikt. Ze zet een stap achteruit en laat mama boos naar buiten stormen, klaar om de wegenwerkers ter verantwoording te roepen voor het omtoveren van hun toilet tot een vulkaan.
Langzaam gaat ze naar beneden. Van de spanning heeft Lotte honger gekregen. Misschien moet ze maar een boterham eten.
Emiel – Chipsallergie
Emiel steekt zijn handen diep in het pak chips. Maar hoe goed hij ook voelt, er zit geen kruimeltje meer in, hij krijgt er alleen nog vettige handen van. Heeft hij echt heel het pak leeggegeten? Waarom is dat nu ook zo lekker?
Hij loopt naar de vuilnisbak en propt het lege pak er zo diep mogelijk in, zodat niemand ziet wat hij heeft gedaan. Daarna gaat hij naar zijn kamer waar hij doet alsof hij zijn huiswerk maakt. Na een uur genoeg zijn zogezegde best te hebben gedaan, loopt hij naar beneden. Daar treft hij een boze mama.
‘Wie heeft alle chips opgegeten?’
Emiel kijkt mama niet aan, terwijl hij zijn schouders ophaalt.
‘Geen idee.’
Zijn zus Hanne die aan de keukentafel zit, kijkt hem verbaasd aan.
‘Jij was het’, zegt ze plots.
Emiel kijkt boos naar zijn zus. Waarom wil ze hem verraden? Ze kan toch niet zien dat hij chips heeft gegeten?
‘Niet waar.’
‘Wel waar. Het waren paprika chips. Kijk maar eens in de spiegel!’
Emiel loopt naar de gang, waar een spiegel hangt. Hij schrikt. Heel zijn gezicht staat vol rode vlekken. Hij weet dat hij een allergie heeft voor bepaalde groenten, zoals paprika, maar toch niet voor chips? Met zijn hoofd vol vragen loopt hij weer naar de keuken.
‘Hoe kom je aan die vlekken?’ vraagt mama.
Emiel voelt plots een ontzettende jeuk opkomen, maar hij weet niet of het van die vlekken komt, of van het gevoel dat hij betrapt is. Hij probeert niet te krabben.
‘Ik was me aan het vervelen’, zegt hij.
‘Dus?’
‘Dus heb ik wat stippen op mijn gezicht gezet. Dat komt ervan als je me geen televisie laat kijken!’
Is het een goed idee om in de tegenaanval te gaan? Waarschijnlijk niet. Maar het is nooit slecht om aan te halen dat hij veel te weinig naar de televisie mag kijken.
‘Wie houdt zich daar nu mee bezig?’ zucht mama.
Ze loopt naar de badkamer en komt terug met een washandje. Wanneer ze over Emiels wang wrijft lijkt het alsof die in brand staat.
‘Au!’
‘Wat?’
‘Je wrijft te hard!’
‘Waarmee heb je die stippen gezet? Ze lijken wel ingebrand!’
Mama bestudeert zijn gezicht wat beter. Ze wrijft voorzichtig met haar duim en wijsvinger over zijn wang.
‘Dit is niet normaal. We moeten naar de dokter.’
Emiel wil protesteren. Hij heeft gewoon chips gegeten, daarvoor moet je toch niet naar de dokter? Moet hij dan toch maar de waarheid vertellen? Hij krijgt de kans niet, want mama heeft hem al bij zijn kraag vastgenomen en sleurt hem mee naar de auto. Ze racen naar het ziekenhuis en voor hij het weet ligt hij op een ziekenhuisbed waar zijn maag wordt leeggepompt. Hij is nog helemaal versuft als de dokter de kamer binnenwandelt.
‘En dokter? Heeft u iets gevonden?’ vraagt mama.
De dokter knikt terwijl hij op zijn papieren kijkt. Emiel knijpt zijn ogen dicht. Nu zal zijn leugen toch nog uitkomen. Hij had beter gewoon de waarheid gezegd, dan had hij hier niet in het ziekenhuis gelegen.
‘Uw zoon heeft een allergische reactie gehad.’
‘Ik vreesde het al’, knikt mama.
‘We hebben resten van paprikachi…’
Emiel gaat snel rechtzitten en onderbreekt de dokter.
‘Paprika! Natuurlijk. Dat is het. Ik heb een stuk paprika gegeten.’
De dokter kijkt Emiel verbaasd aan en schudt zijn hoofd. Maar mama ziet dat niet, dus gaat Emiel snel verder.
‘Ik had zo’n honger. Dus heb ik een paprika uit de ijskast genomen en die opgegeten.’
Mama wrijft over zijn haar.
‘Jongen, toch. Je weet toch dat je daar allergisch voor bent?’
Emiel kijkt naar de dokter en die kijkt lachend terug. Daarna haalt hij zijn schouders op en verdwijnt hij uit de kamer.
‘Ik weet het. Maar ik had honger.’
Hij kijkt mama zielig aan.
‘En ik wilde vooral iets gezonds eten.’