Leugens van leerlingen - Roeselare 2021

Karrar – Gamen in het donker

 

Karrar steekt zijn hand de lucht in. Juf Bieke kijkt verveeld op en onderbreekt haar uitleg over de rekenoefening die ze op het bord aan het maken was.

‘Ja, Karrar?’

‘Mag ik naar het toilet?’

Juf Bieke zucht.

‘Ben je tijdens de speeltijd wel geweest?’

Karrar denkt na. Wat heeft hij tijdens de speeltijd gedaan? Gevoetbald en dertig keer op de bolletjes van zijn pop-it geduwd. Maar naar toilet gaan was er niet bij.

‘Natuurlijk’, liegt hij.

‘En kan je het echt niet nog even inhouden?’

‘Nee’, liegt hij voor de tweede keer, hoewel hij helemaal niet moet gaan.

‘Het is goed. Ga maar.’

Juf Bieke heeft liever dat hij een klein stuk van de les mist, dan dat hij de les met een natte broek moet volgen. Daar had Karrar op gerekend. Hij loopt naar het toilet, doet de deur op slot en de toiletbril naar omlaag. Uit zijn jaszak haalt hij met een glimlach zijn Nintendo Switch boven. Eindelijk heeft hij even tijd voor zichzelf. Of beter: even tijd voor zijn Switch. Hij zet het toestel aan en begint te spelen. Een spelletje maar. Of twee misschien.

 

Wanneer Karrar klaar is met spelen voelt hij zich moe. Misschien heeft hij toch iets te lang gespeeld. Twee spelletjes was echt te weinig. Hij loopt het toilet uit en botst bijna tegen een van de lavabo’s. Wat is het hier donker! Was dat daarnet ook al zo?

Hij voelt aan de buitendeur van een van de gangen. Die is op slot. Wat is dat? Karrar zet zijn Switch weer aan en kijkt naar het uur. Wat? Is het al zeven uur ’s avonds? Hij heeft zolang gespeeld dat het donker is geworden.

En nog erger: de school zit op slot!

Hoe moet hij hier nu weggeraken? Hij heeft honger en wil naar huis. Ze vragen zich vast af waarom hij nog niet thuis is. Maar als hij vraagt om hem te komen halen, zullen ze willen weten waarom hij op toilet zat. En dan zal juf Bieke weten dat hij heeft gelogen.

Karrar stuurt een bericht naar huis dat hij op komst is, maar dat hij eerst nog huiswerk heeft gemaakt bij een vriend. Daarna loopt hij door de gangen, op zoek naar een deur die open is. Maar hij vindt er geen. Aan de leraarskamer blijft hij staan. Hier moet toch ergens een sleutel te vinden zijn? Karrar bestudeert de deur, die op een kier staat. Als die in het slot valt, gaat die ook niet meer open. Hij wil niet nog verder opgesloten worden en stopt zijn Switch tussen de deuropening.

Hij sluipt tussen de tafels door en loopt naar een grote kast waar de postvakken van de leerkrachten zich bevinden. Zou er nu geen enkele leerkracht zijn sleutel op school vergeten? En dan valt zijn oog op het vak van juf Bieke. Liggen daar nu de toetsen van de volgende dag al klaar? Als hij even naar de vragen kan kijken, dan weet hij alvast wat hij moet studeren vanavond. Veel tijd om te leren heeft hij immers niet meer. Hij buigt zich naar voren.

En op dat moment slaat de deur achter hem dicht.

Iemand struikelt door het lokaal, de Switch vliegt naar het andere eind van de kamer. Het duurt even voor Karrar zijn ogen durft te openen. Voor hem staat de directeur.

‘Karrar?’

Karrar slikt. Wat moet hij zeggen? Hij is helemaal alleen in de leraarskamer op een moment dat de school al gesloten is, en hij kijkt naar de toetsen van zijn juf.

‘Ik was mijn slippers kwijt.’

Zijn slippers? Wie speelt er nu slippers kwijt op school? Of beter: wie neemt er nu slippers mee naar school, het is nog niet eens lente! Maar de directeur lijkt het niet vreemd te vinden.

‘Tja, slippers, die speel ik ook voortdurend kwijt. Ik help je wel. Waar heb je ze voor het laatst gezien?’

‘Eh.’

Nergens, maar dat kan hij niet zeggen. Gaat de directeur echt helpen zoeken? Dan is hij het eerste uur nog niet van de school weg. En hij moet dringend naar huis.

‘Zullen we eens in je klas gaan kijken?’

De directeur wacht niet op een antwoord en loopt door de gangen. Karrar volgt hem gedwee. Hij moet iets bedenken waardoor de directeur de deur naar buiten opent. Maar voorlopig is die alleen maar bezig met de ingebeelde slippers van Karrar. Hij zoekt in elk hoekje van de klas, onder de banken, in de kasten en in de zithoek. Ze vinden niets. Logisch.

Karrar voelt in zijn zak en merkt dat er nog een reep met mentosmuntjes in zit. Misschien kan dat de directeur afleiden. Hij strooit de muntjes op de grond en maakt een spoor naar de buitendeur. En dan wacht hij tot de directeur ze zelf opmerkt.

‘Karrar! Kijk eens naar de grond.’

Karrar doet alsof hij de muntjes voor de eerste keer in zijn leven ziet.

‘Wat zijn dat?’

De directeur knielt naast de muntjes en bestudeert ze als een echte politie-inspecteur. Hij stopt een van de muntjes in zijn mond, uiterst voorzichtig, alsof het oude munitie uit een wereldoorlog is.

‘Dat zijn de lievelingssnoepjes van juf Bieke’, zegt hij. ‘Ze is in de buurt. Misschien heeft zij je slippers wel gezien!’

Hij volgt het spoor van muntjes en haalt snel zijn sleutel uit zijn zak om de deur open te doen.

‘Ze moet hier ergens zijn!’

De directeur speurt in alle hoeken van de speelplaats. Karrar twijfelt. Kan hij zomaar weglopen? Hij tikt op de schouder van de directeur.

‘Ik ga kijken of juf Bieke niet bij mij thuis is’, zegt hij. ‘Misschien heeft ze de slippers gevonden en naar daar gebracht.’

‘Uitstekend denkwerk’, knikt de directeur. ‘Ga maar.’

Karrar blijft nog even staan.

‘Door al dat zoekwerk heb ik niet kunnen leren voor mijn toets.’

De directeur aait over zijn haar.

‘Maak je geen zorgen. Dat regel ik wel met juf Bieke.’

Karrar knikt dankbaar en maakt zich dan snel uit de voeten. Hij kijkt al uit naar enkele uren op de Switch vanavond. Op school mag hij immers nooit spelen.

 

Emilia – stinkdouche

 

‘Emilia, heb jij al gedoucht?’

De stem van mama komt uit de hal. Emilia ligt op haar bed, met een boek op haar hoofdkussen. Juist, ze was naar boven gegaan om te douchen en haar tanden te poetsen. En toen begon ze te lezen en werd ze helemaal betoverd door het verhaal. Dat heeft ze vaak wanneer ze een boek leest, dan vergeet ze alles om zich heen.

‘Natuurlijk!’ roept ze terug.

Ze loopt snel naar de badkamer, zet de kraan nog even aan voor de schijn, schiet haar kleren aan en haast zich naar beneden.

‘Klaar’, zegt ze vrolijk.

Mama kijkt bedenkelijk en snuift met haar neus.

‘Ik heb je niet horen douchen’, zegt ze. ‘En je ruikt een beetje…’

‘Ik kan dat heel stil’, onderbreekt Emilia haar. Ze doet haar jas aan en opent de voordeur.

En plots zijn ze daar. Met tientallen, met honderden. Een enorme zwerm vliegen nestelt zich rond haar hoofd. Ze zoemen en draaien rondjes. Emilia gilt het uit.

Mama snelt haar ter hulp. Ze neemt een sjaal uit de kast en begint naar de vliegen te slaan. Dat ze daarbij af en toe Emilia raakt, neemt Emilia erbij. Als die vliegen maar verdwijnen. Langzaam blazen ze de aftocht en mama sluit snel de deur.

‘Ben je zeker dat je hebt gedoucht?’

‘Natuurlijk!’

‘Waarom komen die vliegen dan op je af?’

Emilia haalt haar schouders op.

‘Misschien door die nieuwe zeep? Die zullen ze lekker vinden.’

‘Welke zeep?’

Mama wacht niet af en loopt naar boven. Emilia holt haar achterna, voor mama kan zien dat er helemaal geen nieuwe zeep is. Mama ruikt aan verschillende flesjes.

‘Niet die!’ zegt Emilia. ‘Het was een klein staaltje. Ik heb het flesje al weggegooid.’

Op dat moment komen de honden naar de badkamer gelopen. Ze beginnen aan Emilia te snuffelen. Wat is dat toch vandaag? Waarom wil iedereen aan de bezwete Emilia ruiken?

‘Misschien heb ik ergens in getrapt?’ probeert Emilia, en ze bekijkt de onderkant van haar schoen. Maar die zijn blinkend schoon, in tegenstelling tot Emilia.

‘Dan moet het aan het water liggen’, zegt mama. ‘Ik vond al dat het de laatste tijd wat muf rook in de badkamer.’

Emilia durft niet te zeggen dat dat kwam omdat ze per ongeluk een stuk pizza achter het toilet had laten liggen. Ze was van plan dat ergens op een avond stiekem op te eten, maar na vier dagen was het wat groen geworden en had ze het maar niet meer aangeraakt.

Enkele uren later staat er iemand van de watermaatschappij aan de deur. Ondertussen is ook de kat aan Emilia beginnen te lekken en stond plots het paard van de buren in hun tuin. Allemaal kwamen ze op de geur af. Emilia had nog voorgesteld zich met andere zeep te wassen, maar ze mocht niet van mama, want die vertrouwde het water niet meer.

Emilia is zenuwachtig, want als de werklui niets vinden in het water, zal duidelijk worden dat ze heeft gelogen. Ze sluipt naar de keuken, waar papa aan het koken is. Ze neemt stiekem enkele courgetteslierten uit de pot en loopt ermee naar boven. Waarom eten ze ook altijd courgetteslierten? Mama en papa doen alsof dat net hetzelfde is als spaghetti, maar dat is zo hard niet waar.

In de badkamer laat een van de mannen het bad vollopen. Het water ziet er helder uit. Emilia wijst naar het toilet.

‘Daar heb ik ooit eens een pizza verstopt. Als je nog een stukje wilt?’

De man kijkt haar aan met een vies gezicht. Daarna kijkt hij naar het toilet. Dat is haar moment. Emilia laat de courgetteslierten in het bad glijden. Het water kleurt bijna onmiddellijk groen. Achteruit lopend verlaat ze de badkamer. Ze ziet de man nog net in zijn haar krabben als hij naar het bad kijkt.

Het is al laat wanneer de werkmannen hun huis verlaten. Ze wurmen zich door een zwerm muggen en verontschuldigen zich nog een keer bij mama. Het probleem zou nu opgelost moeten zijn. Niet onlogisch, want Emilia heeft geen nieuwe courgette in het water gegooid.

Emilia gooit haar kleren in de wasmand en stapt in de douche.

‘Ga je nog een keer douchen?’ vraagt mama. ‘Je was vanmorgen toch al geweest?’

‘Natuurlijk’, lacht Emilia. ‘Je kan niet proper genoeg zijn!’