Leugens van leerlingen - Zottegem 2022

Moise – Vaatallergie

 

‘Moise, het is jouw beurt om de vaat te doen.’

Mama vraagt het niet, ze beveelt het niet, ze deelt het gewoon mee. Het is een feit, of Moise dat nu leuk vindt of niet.

En hij vindt het niet leuk.

Zuchtend gaat hij aan de spoelbak staan. En dan krijgt hij een idee.

‘Aah!’ roept hij. ‘Mijn huid begint helemaal te tintelen. Ik krijg overal jeuk!’

Mama krijgt grote ogen. Moise had verwacht dat ze er geen sikkepit van zou geloven. Maar ze trekt Moise meteen weg.

‘Jij hebt een waterallergie!’ zegt ze in paniek. ‘Vanaf nu geen water meer voor jou.’

Moise vindt het eerst wel heel fijn, zo’n waterallergie. De vaat doen? Niet meer voor hem. Hij zet alles in de vaatwasmachine en dan mogen zijn broer en zus de potten afwassen. Lekker gemakkelijk. Maar na een tijdje ziet hij ook de keerzijde van de medaille.

‘Bah, wat kom jij hier doen?’

Zijn ploeggenoten van de voetbalploeg knijpen hun neus dicht als hij komt aanlopen.

‘Wat is er?’ vraagt Moise.

‘Man, je stinkt verschrikkelijk!’

‘Niet overdrijven.’

Maar alle jongens lopen weg van hem. En die zijn nochtans wel wat gewoon, want na een voetbalwedstrijd stinkt de hele kleedkamer naar zweet en modder. Misschien moet hij zich na vier weken toch maar eens wassen. Thuis sluipt hij naar de badkamer. Maar net als hij de kraan wil aanzetten, hoort hij een stem achter zich.

‘Let op! Straks kan je niet meer ademen.’

Mama staat achter hem met een bezorgd gezicht. Ze denkt echt dat hij ter plekke zal doodvallen als hij onder de douche gaat staan. Maar als hij de waarheid vertelt, moet hij ook weer de vaat doen. Moise besluit om te gehoorzamen.

‘Je mag in de plaats daarvan even boodschappen doen’, zegt mama en ze propt een boodschappenlijstje in zijn hand. Weer zo’n mededeling, geen bevel, geen vraag. Moise neemt het papiertje mee en loopt zuchtend naar zijn fiets.

Onderweg krijgt hij een idee. Hij stopt aan het zwembad en koopt met het geld van mama een ticket. De vrouw achter het loket deinst een beetje achteruit als hij in de buurt komt, net als de redders in het zwembad.

Het water voelt heerlijk. Moise voelt hoe al het vuil van hem afspoelt. Eindelijk is hij weer proper, en dat zonder de vaat te doen, het is een uitstekend compromis. Vrolijk komt hij weer thuis. Maar mama kijkt boos.

‘Waar zijn de boodschappen?’

Juist, die is hij helemaal vergeten.

‘Ik denk dat er een gat in mijn tas zat’, mompelt hij.

Mama neemt hem bij de arm.

‘Dan laat je die boodschappen toch niet zomaar op straat liggen? Kom, we gaan ze halen!’

Voor Moise nog iets kan zeggen, zitten ze in de auto en rijden ze naar de winkel. Mama kijkt voortdurend uit het raam.

‘Waar liggen ze ongeveer?’

Nergens natuurlijk, maar dat kan hij niet zeggen. De winkel komt steeds dichterbij, hij moet nu iets verzinnen.

‘Ik denk dat het hier was.’

Ze stappen uit en speuren de straat door. Er ligt natuurlijk niets. Bah, en het regent nog ook.

‘Misschien heeft er een auto over gereden’, mompelt Moise.

Mama kijkt hem aan, haar armen gekruist.

‘Dat is vreemd’, zegt ze. ‘Het regent.’

‘En dan?’

‘Jij kan opnieuw tegen water’, glimlacht mama.

Verdorie, daar heeft hij helemaal niet aan gedacht. Hij doet alsof hij blij is.

‘Super! Gelukkig!’

‘Ja, hè’, lacht mama. ‘Dan kan jij vanaf nu opnieuw de vaat doen!’

 

 

Noëmie – Snoep geleend?

 

De lange rode snoepslierten staren Noëmie aan, het lijkt wel of ze in haar mond willen kruipen. Als die snoep zo graag opgegeten wil worden, wie is zij dan om hen dat te ontzeggen?

Met haar hand graait ze naar het snoepgoed. Een lange sliert verdwijnt in haar mond. Maar kijk, de broertjes en zusjes van de sliert willen ook mee. Noëmie stopt er nog enkele in haar zak, zo is de sliert niet alleen.

Aan de kassa lacht ze naar een oude vrouw die aan het sukkelen is met haar winkelkar. Noëmie helpt haar om de kar mooi naast de kassa te laten rijden. Ze raapt ook de rollen toiletpapier op die eraf gevallen waren. De vrouw knikt dankbaar.

Buiten kijkt mama haar plots vreemd aan.

‘Waar komt die snoep vandaan?’

Noëmie wordt rood. Ze wil zeggen dat de drang te groot was, dat de snoep smeekte om opgegeten te worden. Maar ze beseft dat dat best stom klinkt.

‘Zelf gekocht’, mompelt ze.

De deuren van de winkel gaan open en de winkelier komt naar buiten gestormd. Woedend blijft hij voor mama en Noëmie staan.

‘Mevrouw hoeft niet te betalen?’

Mama reageert verbaasd.

‘Wat zegt u? Ik heb mijn boodschappen netjes betaald!’

De winkelier schudt zijn hoofd, zo hevig dat Noëmie vreest dat het eraf gaat vallen. Hij wijst naar haar.

‘Ik heb het niet over u, mevrouw, maar over uw dochter. Jij hebt die snoep gestolen!’

Mama draait zich fronsend naar haar dochter.

‘Zo, Noëmie?’

Ze wordt bijna even rood als de snoepslierten. Hier geraakt ze niet onderuit. Het is het beste dat ze gewoon bekent en alles teruggeeft. Maar dat doet ze niet.

‘Gestolen? Die zijn betaald.’

‘Laat je ticket dan maar eens zien’, bromt de winkelier.

Dat heeft ze natuurlijk niet. Noëmie omklemt de snoepslierten in haar zak. Ze wil ze niet afgeven.

‘Ik bedoelde dat ze nog betaald moeten worden. Er staat iemand voor mij aan te schuiven.’

Zowel mama als de winkelier kijken haar vragend aan. De winkelier neemt haar bij de hand.

‘Laat maar eens zien!’

Noëmie hupt hulpeloos achter de winkelier aan, terwijl ze probeert te bedenken hoe ze hier moet uitgeraken. Dit wordt vast een fikse straf, want ze ziet mama’s gezicht op onweer staan. Ze wordt niet graag openlijk vernederd.

Aan de kassa ziet ze plots de oude vrouw staan. Ze staat op haar dooie gemak haar wisselgeld te tellen, terwijl de rij achter haar steeds langer wordt.

‘5 euro 60, 5 euro 70, 5 euro 90. Of nee, was het nu 5 euro 80? Of 70?’

Noëmie wijst haar aan.

‘Deze mevrouw’, zegt Noëmie terwijl ze haar aanwijst.

De winkelier tikt de oude vrouw op haar schouder, waardoor ze de tel helemaal kwijt geraakt.

‘Zat ik nu aan 5 euro of 9 euro?’

De mensen achter haar in de rij zuchten openlijk. Ze zijn nog niet meteen aan de kassa.

‘Excuseer, mevrouw’, begint de winkelier. ‘Maar volgens dit meisje zou u haar snoepjes betalen. Klopt dat?’

De oude vrouw kijkt van de winkelier naar Noëmie. Ze glimlacht wanneer ze het lieve meisje ziet dat haar heeft geholpen. Noëmie toont haar de snoepslierten. Ze heeft helemaal niets aan de mevrouw gevraagd, dus hoe zou die haar kunnen helpen? De blik van de vrouw vernauwt, ze krijgt een lach op haar gezicht.

‘Jij hebt die snoepjes alvast meegenomen?’

Noëmie knikt.

‘Prima, dat is helemaal zoals afgesproken.’

Noëmie zucht onhoorbaar. Dit dametje zou zo haar oma mogen zijn! De vrouw draait zich opnieuw naar de kassierster.

‘Dat was ik nog vergeten te zeggen: doet u die snoepjes er maar bij.’

Ze knipoogt naar Noëmie, die haar dankbaar toe knikt.

De dame grijnst. ‘Dan begin ik alvast opnieuw te tellen.’

 

Samuel – Het grote verzinboek

 

‘Oké, pak maar allemaal jullie boek erbij.’

De juf kijkt tevreden hoe iedereen zijn boekentas opendoet en er een boek uithaalt. Samuel kijkt paniekerig om zich heen. Waarover gaat dit?

‘Ik ben benieuwd welke boeken jullie hebben gekozen’, zegt de juf.

Nu weet Samuel het weer. Ze moesten allemaal een boek lezen tegen vandaag en dat meebrengen naar de klas. Hij kijkt in zijn boekentas. Oef, er zit een boek in, mama heeft het erin gestoken.

Er is alleen een ander klein probleem: hij heeft het helemaal niet gelezen.

‘Samuel!’ schalt de stem van de juf door de klas. ‘Laten we met jou beginnen. Welk boek heb je gekozen?’

‘Eh.’

Samuel grijpt snel naar het boek in zijn boekentas. ‘Ufo alarm’ heet het, hij ziet een mannetje op de toren van een kasteel staan, met boven hem ufo’s en achter hem twee kinderen die aan zijn benen trekken. Op de achtergrond is een jungle te zien, of iets dat lijkt op een Inca-stad.

‘Ufo alarm’, zegt Samuel.

‘Leuk’, zegt de juf. ‘En waarover gaat het?’

‘Over een ufo’, zegt Samuel. ‘Het is echt een fantastisch boek.’

De juf kijkt hem blij aan.

‘Dat vind ik nu mooi. Iemand die met zoveel plezier leest.’

Samuel haalt zijn schouders op. Hij is blij dat hij niet meer hoeft te vertellen.

‘Ach, ik doe het nu eenmaal graag.’

‘Nee, ik meen het’, zegt juf. ‘Je bent een goed voorbeeld, ook voor de andere klassen. Weet je wat? Kan jij zo meteen even mee naar de leraarskamer komen? Dan mag je daar over het boek vertellen. Zo kan iedereen zien hoe goed er in deze klas wordt gelezen!’

Samuel weet niet wat hij moet zeggen. Nee, moet hij zeggen. Vooral nee. Maar hoe kan je de juf iets weigeren?

‘Oké.’

Aiai.

Niet veel later staat Samuel voor alle leerkrachten in de leraarskamer. Hij schuurt met zijn schoenen over de grond en kijkt vooral niet voor zich uit.

‘Vooruit’, maant de juf hem aan. ‘Vertel maar!’

Samuel staart naar het boek in zijn handen. Als hij het op de juiste manier voor zich houdt, kan hij net de korte inhoud lezen. Misschien is dat wel voldoende om te vertellen.

‘Wel, je hebt dus Rosa en Fico. En die krijgen een dubbelganger cadeau. En de ufo’s willen generaal Pablo Fernando uitroepen als leider van hun planeet.’

De leerkrachten voor hem reageren niet meteen razend enthousiast. Ook zijn juf kijkt hem teleurgesteld aan.

‘Misschien kan je iets meer vertellen? Iets meer diepgang brengen?’

Samuel zucht. Er zit maar één ding op, doen wat hij het beste kan: iets verzinnen.

‘Nou, het stopt niet bij die ufo’s natuurlijk, want de draken op het eiland vinden het niet zo fijn dat die ufo’s er zijn. Ze vliegen hen achterna en gaan de strijd aan. Ze spuwen de ufo’s in brand, waardoor die neerstorten. Op de grond gaan de aliens dan vechten tegen de ridders, want die zijn boos dat hun kasteel ook in de fik is geschoten. En na een heroïsche strijd winnen de mensen en krijgen Rosa en Fico een drone in de vorm van een ufo.’

Het wordt stil in de leraarskamer. Iemand kucht luid.

‘Ben je er zeker van dat het zo loopt?’

‘Ik... moet even naar toilet’, mompelt Samuel.

Hij vlucht de leraarskamer uit en loopt snel naar de toiletten. Hier geraakt hij onmogelijk nog uit. Hoe kan hij iets vertellen over een boek dat hij niet heeft gelezen? Wanneer hij teruggaat, rinkelt plots de bel. De school is uit. In de gang kruist hij zijn juf.

‘Je mag morgen verder vertellen, Samuel’, zegt ze.

Samuel knikt dankbaar. Hij rept zich naar huis, neemt het boek en legt zich op de bank. In een mum van tijd is hij helemaal ondergedompeld in het verhaal. Hij stopt alleen met lezen om te eten. En daarna leest hij gewoon verder. Tot het boek uit is. Het was een geweldig boek, waarom heeft hij dat niet eerder gelezen?

De volgende dag brengt Samuel het echte verhaal van Rosa en Fico. Hij vertelt in geuren en kleuren wat er allemaal met de ufo’s en met de domme president aan de hand was. De juffen en meesters hangen aan zijn lippen. Zijn juf kijkt hem trots aan en klopt hem op zijn schouders. Daarna draait ze zich naar haar collega’s.

‘Ik heb niet overdreven. In mijn klas zitten fantastische lezers.’

Helemaal waar, denkt Samuel. Alleen moeten ze er soms wat vroeger aan beginnen.